SciELO - Scientific Electronic Library Online

 
vol.57 número2Narrating the Ugandan nation in Mary Okurut's The Invisible WeevilTradition and subjectivities: Warri-related comedians and their art índice de autoresíndice de materiabúsqueda de artículos
Home Pagelista alfabética de revistas  

Servicios Personalizados

Articulo

Indicadores

Links relacionados

  • En proceso de indezaciónCitado por Google
  • En proceso de indezaciónSimilares en Google

Compartir


Tydskrif vir Letterkunde

versión On-line ISSN 2309-9070
versión impresa ISSN 0041-476X

Tydskr. letterkd. vol.57 no.2 Pretoria  2020

http://dx.doi.org/10.17159/tl.v57i2.8324 

RESEARCH ARTICLES
https://doi.org/10.17159/tl.v57i2.8324

 

South goes East. Zuid-Afrikaanse literatuur bij Volk & Welt

 

South goes East. South African literature at Volk & Welt

 

 

Pawet Zajas

Algemene Literatuurwetenschap, verbonden aan de Vakgroep Nederlandse en Zuid-Afrikaanse Studies van de Adam Mickiewicz-Universiteit in Poznan (Polen) en research fellow aan de Universiteit van Pretoria, Pretoria, Zuid-Afrika. E-mail: zajas@amu.edu.pl; https://orcid.org/0000-0001-6041-297X

 

 


ABSTRACT

The paper analyses the transfer of South African literature to the German Democratic Republic. In its historiographic/methodological dimension it presents findings on the statistics of (South) African literature(s) translations in the Verlag Volk und Welt (the major East German publisher in the area of contemporary world literature), and on the place of literary translations in the East German foreign cultural policy, as well as in the socialist solidarity discourse of the Socialist Unity Party of Germany (SED) and the antiapartheid movement. Furthermore, findings are presented on the publisher-internal selection criteria applied to South African literature, based on the archival data from the Bundesarchiv in Berlin (i.e. applications for a print permit and internal/external reviews), on issues around the transformation and adaptation of literature translated in the realm of the East German Weltliteratur, and on the transfer of South African literature from the GDR, based on the English language series Seven Seas Books. Lastly, the function of this alternative canon, framed within the so-called 'minor transnationalism', is spelled out.

Keywords: East Germany, minor transnationalism, socialist solidarity, sociology of translation, South African literature, Volk & Welt.


 

 

Inleiding

De literatuurwetenschappelijke global turn, ingeleid door Pascale Casanovas La Republique mondiale des Lettres (1999), berustte op de vaste overtuiging dat de val van het IJzeren Gordijn opeens een ongehinderde circulatie van literaire teksten mogelijk maakte. Een dergelijke stelling negeerde echter zowel sterke internationalistische ambities van het communistische cultuurbeleid, alsook de invloed van socialistische en linkse esthetica op de ontwikkeling van emancipatiebewegingen in Afrika of Azië en op de kritiek van het nationalistische imperialisme in Japan of Korea. De Amerikaanse cultuurhistoricus Michael Denning verwijst in zijn magistrale boek Culture in the Age of Three Worlds (2004) naar de transnationale circulatie en globale aspiraties van proletarische literatuur in de tweede helft van de twintigste eeuw. Volgens Denning kwam een culturele expressie, die door deze literatuur geproduceerd werd, in vier situaties tot stand: in staten geregeerd door communistische regimes, in landen met fascistische/autoritaire regimes, in de gecreoliseerde culturen van Zuid-Amerika en gekoloniseerde landen in Azië en Afrika (Denning 60). Zodoende werd door Denning een kaart van de wereldliteratuur geschetst die in werken van onder meer David Damrosch, Wai Chee Dimock en Emily Apter nauwelijks voorkomt. Hoewel deze grootschalige literaire transfer veelal afhankelijk was van het ideologische klimaat, kan de "Internationale van het socialistische realisme" (volgens Johannes R. Becher, belangrijke DDR-dichter-politicus en Minister van Cultuur) zonder twijfel als een transculturele contact zone worden beschouwd (Pratt 27).

In deze context is het onderzoek naar de literaire transfer vanuit Zuid-Afrika naar de Duitse Democratische Republiek (DDR) de moeite waard. Op het kompas van de Koude Oorlog namen beide landen weliswaar tegenovergestelde posities in: aan de ene kant stond een kapitalistische staat met een racistische ideologie, aan de andere kant het boegbeeld van het communistische Oostblok. Toch waren de wederzijdse (culturele) contacten niet onbeduidend.

Eerst probeer ik de vertalingen van Zuid-Afrikaanse auteurs in kaart te brengen. Grotendeels waren ze te vinden in het fonds van de uitgeverij Volk & Welt waar men bijzondere aandacht besteedde aan 'kleine' literaturen. Een dergelijke kwantitatieve verkenning is onontkoombaar. Terwijl er bijdragen/monografieën zijn versehenen over de publicatie- en receptiegeschiedenis van onder meer Britse, Latijn- en US-Amerikaanse, Australische, Noorse en Nederlandse literaire werken (Eickmans; Gemert; Giovanopoulos; Grave, "Eva Schumann", "The GDR and Dutch Literature", "Theun de Vries en "Gutachten in de DDR"; Jager; Kirsten; Korte, Schaur en Welz; Missine en Michajlova; Moore en Spittel; Perry; Vandevoorde), werd de Zuid-Afrikaanse literatuur in de DDR tot nu toe nauwelijks onderzocht.

Ten tweede laat ik zien dat vertalingen van Zuid-Afrikaanse teksten in de centraal geleide economie noodzakelijkerwijs gekoppeld waren aan het buitenlands cultuurbeleid van de regerende Socialistische Eenheidspartij van Duitsland (SED). De antiapartheidsbeweging en de officiële steun voor het ANC speelden namelijk een significante rol in het Oost-Duitse solidariteitsdiscours.

Ten derde gaat mijn aandacht uit naar de selectiecriteria van vertaalde literatuur uit Zuid-Afrika. Gegevens daarover zijn in het Berlijnse Bundesarchiv te vinden waar veel complete dossiers het gehele productieproces van boeken documenteren. Aan de hand van leesrapporten van de uitgeverij en het censuurapparaat (de zogenaamde Gutachten) kan de vraag beantwoord worden op welke ideologische en esthetische gronden de in aanmerking komende Zuid-Afrikaanse werken werden geselecteerd. Interessant is in deze context vooral de opvatting van de Zuid-Afrikaanse literatuur als deel van de 'socialistische wereldliteratuur'.

Tot slot analyseer ik de transfer in de omgekeerde richting, vanuit de DDR naar het (voornamelijk kapitalistische) buitenland in de Engelstalige reeks Seven Seas Books, een soort cultuurpolitiek subbedrijf van de uitgeverij Volk & Welt. Hier doe ik een poging om de dimensie van deze literatuuroverdracht als een concept van minor transnationalism beter in de verf te zetten.

 

Afrika bij Volk & Welt

Wie zorgde in de DDR voor de internationale literatuur? Hoe kon dus een boek uit Zuid-Afrika de aandacht van redacteuren trekken? Zoals de gehele socialistische economie was ook het boekwezen centraal geleid. Er waren speciale uitgeverijen voor kinder- en jeugdliteratuur, sciencefiction en crimiromans (Neues Berlin), humor en satire (Eulenspiegel-Verlag). Aankomende auteurs werden van de Mitteldeutscher Verlag in Halle onder de hoede genomen, Hirnstorff-Verlag in Rostock specialiseerde zich op maritieme en regionale thema's en Greifenverlag in Rudolstadt was vooral verantwoordelijk voor de lichte amusementslectuur. De 'serieuze'-zowel Duitse alsook internationale-literatuur verscheen weliswaar af en toe bij de wereldberoemde Leipziger Reclam-Verlag. Ze bleef echter in hoofdzaak gereserveerd voor twee leidinggevende bellettrie-uitgeverijen: Aufbau-Verlag en Volk & Welt.

Bij Aufbau-Verlag verschenen vooral belangrijke DDR-auteurs (onder meer Bertolt Brecht, Anna Seghers en Christa Wolf), de klassieke literatuur (Goethe, Heine, Schiller) alsook het zogenaamde "humanistische burger-lijke erfgoed" (Thomas Mann). Op één boek na, Down Second Avenue (1961, Zweite Avenue) van Ezekiel Mphahlele in een oplage van tien duizend exemplaren, publiceerde Aufbau geen vertaalde bellettrie uit Zuid-Afrika. Deze was bijna in het geheel bij Volk & Welt ondergebracht: de Leitverlag voor de moderne internationale literatuur. Met meer dan twintig redacteuren en een groot aantal competente scouts beschikte de uitgeverij over een eigen netwerk en institutionele infrastructuur zodat zij systematisch de Weltliteratur kon selecteren, aankopen, (laten) vertalen, redigeren en produceren. De literaire wereld was in vijf grote redactieafdelingen ingedeeld. De grootste afdeling verbruikte de helft van het toegekende contingent aan papier voor de literatuur van de Sovjetunie. Ver-der bestonden er redactieafdelingen voor socialistische landen, alsook Germaanse (Zwitserland, Oostenrijk, de Lage Landen, Zweden), Romaanse (Frankrijk, Italië, Latijns-Amerika) en Engelstalige literaturen. De twee laatste afdelingen waren tevens voor literaturen uit Afrika verantwoordelijk. Volk & Welt propageerde met zijn "progre-ssieve internationale literatuur" een "strijd tegen het imperialisme" en koos de kant van onderdrukte minderheden. Zodoende sympathiseerde de uitgeverij met Algerijnse en Palestijnse onafhankelijkheidsstrijders, opteerde in Latijns-Amerika (met opschorten van eigen esthetische regels) voor het autochtone magisch realisme, favori-seerde in Afrika de Négritude-beweging, en in de Verenigde Staten gaf zij, ongeacht de ideologische verschillen, haar steun aan de Black Power beweging. Overeenkomstig deze internationalistische oriëntatie bestonden er in de jaren zeventig zelfs (nooit gerealiseerde) plannen voor een aparte derde wereld-redactieafdeling (Lokatis, "Nimm den Elefanten" 26).

Aan de hand van beschikbare bibliografieën (Tschörtner, 40 Jahre 374-442; Internationale Literatur 40-7) kan gekeken worden naar de kwantitatieve verhouding van de bellettrie uit Zuid-Afrika tot andere gepubliceerde romans en dichtbundels uit Afrika.

Algerije: Mohammed Dib: Das größte Haus (1956, La grande maison), Der Brand (1956, L'incendie), Der Webstuhl (1959, Le metier à tisser); Malek Haddad: Die Brücken tanzen (1961, La dernière impression); Bernd Schrirmer (red.): Erkundungen. 22 algerische Erzähler (1973); Abdelhamid Benhedouga: Südwind (1977, Le vent du sud); Ahmed Akkache: Der Ausbruch (1978, L'évasion); Rachid Mimouni: Namenlos (1989, Tombéza).

Angola: Castro Soromenho: Senhor Américo kehrt nicht zurück (1964, Terra morta); Luandino Vieira: Das wahre Leben des Domingos Xavier (1974, La vraie vie de Domingos Xavier); Pepetela: Mayombe oder Eine afrikanische Metamorphose (1983, Mayombe), Schöpfungsregen der Yaka (1988, Yaka).

Ivoorkust: Bernard B. Dadié: Das Krokodil und der Königsfischer. Märchen und Sagen (1975).

Ghana: Asare Konadu: Eine Frau in den bestenJahren (1974, A Women in her Prime).

Guiñee: Camara Laye: Der Blick des Königs (1983, Le regard de roi).

Kameroen: Eza Boto (Alexandre Biyidi Awala): Die grausame Stadt (1963, Ville cruelle); Ferdinand Oyono: Der alte Mann und die Medaille (1972, Le vieux nègre et la médaille); Mongo Beti (Alexandre Biyidi Awala): Perpetue und die Gewöhnung ans Ungück (1977, Perpétue et lhabitude du malheur), Besuch in Kala oder wie der junge Medza eine ungetreue Ehefrau heimführte oder obendrein eine Herdefetter Hammel gewann (1979, Mission terminée), Sturz einer Marionette (1982, La ruine presque cocasse d'un polichinelle), Der arme Christ von Bomba (1988, Lepauvre Christ de Bomba).

Kenia: James Ngugi (Ngugi wa Thiong'o): Abschied von der Nacht (1969, Weep not, Child), Preis der Wahrheit (1971, A Grain of Wheat), Verborgene Schicksale (1977, Secret Lives), Land der flammenden Blüten (1980, Petals of Blood).

Kongo: Emmanuel Dongala: Der Morgen vor der Hinrichtung (1976, Unfusil dans la main, un poème dans la poche); Henri Lopes: Revolution ohne tam-tam (1982, Sans tam-tam), Blutiger Ball (1984, Le pleurer-rire); Hubert Kröning, Reinhard Gerlach: Erkundungen. 17 kongolesische Erzähler (1984); Tchicaya U Tam'si (Gérald Félix Tchicaya): Das Geheimnis der Medusen (1986, Les méduses ou Les orties de mer).

Madagaskar: Jacques Rabemananjara: Deine unendliche Legende. Gedichte (1985).

Mali: Amadou Hampaté Bâ: Das seltsame Schicksal des Wangrin. Ein Schelmenroman aus Afrika (1985, L'étrange destin de Wangrin ou Les roueries d'un interprete africain).

Nigeria: Amos Tutuola: Der Palmweintrinker. Ein modernes Märchen aus Afrika (1970, The Palm-wine Drinkard); Chinua Achebe: Der Pfeil Gottes (1975, Arrow of God); Wole Soyinka: Zeit der Gesetzlosigkeit (1977, Season of Anomy); Nkem Nwankwo: Mein Mercedes ist größer als deiner (1985, My Mercedes is Bigger than Yours).

Senegal: Leopold Sédar Senghor: Wir werden schwelgen, Freundin. Gedichte (1984).

Zuid-Afrika: Peter Abrahams: Reiter der Nacht (1957, The Path of Thunder); Dan Jacobson: Tanz in der Sonne (1964, A Dance in the Sun); Jack Cope: Aufstand der Speere (1966, The Fair House), Auftrag in Kapstadt (The Dawn Comes Twice), Der zahme Büffel. Kurzgeschichten (1976; een bloemlezing uit verschillende bundels); Hilda Bernstein: Die Männer von Rivonia. Südafrika im Spiegel eines Prozesses (1970, The World that was Ours); Arthur Nortje, Oswald Mtshali, Mazisi Kunene, Dennis Brutus: Gedichte (1975); Alex La Guma: Im Spätsommernebel (1975, In the Fog of the Season's End), Die Zeit des Würgers (1982, Time of the Butcherbird); Athol Fugard, John Kani, Winston Ntshona: Stücke (1980); Nadine Gordimer: Sechs Fuß Erde (1980, Some Monday for Sure), Der Besitzer (1983, The Conservationist), July's Leute (1984, July's People), Burgers Tochter (1989, Burger's Daughter); André Brink: Stimmen im Wind (1981, An Instant in the Wind), Die Nilpferdpeitsche (1985, A Chain of Voices); Elsa Joubert: Der lange Weg der Poppie Nongena (1983, Die swerfjare van Poppie Nongena); Peter Magubane: Magubanes Südafrika (1983, Magubane's South Africa); Zindzi Mandela, Peter Magubane: Schwarz wie ich bin. Gedichte und Fotos aus Soweto (1986, Black as I am); Wilma Stockenström: Denn der siebte Sinn ist der Schlaf (1988, The Expedition to the Baobab tree).

Puur kwantitatief gezien zijn dus in het fonds van Volk & Welt tot 1989 zestig titels met vertaalde literaire teksten uit Afrika versehenen. Er zijn bovendien twee bundels met Algerijnse en Congolese verhalen uitgegeven. Als literaire medium waren bloemlezingen in de DDR immers bijzonder populair: in de periode 1945-1990 kwamen van dit genre niet minder dan 3250 titels op de markt, waarvan 170 bij Volk & Welt. De redenen voor deze populariteit waren vooral van economische aard. Wegens het tekort aan deviezen kozen de uitgeverijen graag voor diverse bloemlezingen, om met kortere teksten zo veel mogelijk auteurs uit het kapitalistische buitenland aan de lezer bekend te stellen. Niet minder belangrijk was echter de 'beschermende' funetie van de bloemlezingen. Het formaat werd gebruikt om controversiële namen op een onopvallende plaats in kleine oplage te laten verschijnen. Deze testcase was dus een handig instrument voor het invoeren van een omstreden auteur in de canon van de internationale DDR-literatuur. De uitgeverij schiep zodoende een precedent: was een verhaal van een potentieel door de censuur aanvechtbare schrijver eenmaal in een bloemlezing opgenomen, dan kon de redactie zich daarop beroepen en het erop wagen om in de toekomst zijn werk in vorm van romans/dichtbundels te publiceren. Ten slotte was de diplomatieke functie van de bloemlezingen opmerkelijk. De bundels ontstonden niet zelden in opdracht van en in samenwerking met het ministerie van buitenlandse zaken, en signaleerden de ontvankelijkheid van het literatuursysteem voor nationale literaturen vanuit landen die voor een buitenlands beleid van de DDR op een gegeven moment van belang waren (Barck 3; Lokatis, "Die zensurpolitische Funktion" 47, 50, 56). Dit gold niet alleen voor bundels over Nederland/België (1976), Albanië (1976), China (1984) en Israël (1987), maar ook voor bloemlezingen met verhalen uit Algerije en Congo.

In zijn interne exposé voor 22 algerische Erzähler (1973) verwijst Bernd Schirmer vooral naar cultuurpolitieke belangen die verbonden waren aan de uitgave van deze bundel. Met selectie- en vertaalwerk werd direct na de aanvang van de diplomatieke betrekkingen met Algerije in 1970 begonnen, teneinde te bewijzen dat de geleverde inspanning voor de Algerijnse literatuur in de DDR aanzienlijk sterker was dan die door West-Duitse uitgeverijen. Alhoewel de meeste geselecteerde verhalen niet aan esthetische standaarden van de reeks voldeden, legde de redacteur de nadruk op het feit dat de DDR van het begin af aan de onafhankelijkheid van Algerije ondersteund had en dat, met de publicatie van teksten die tijdens en kort na de bevrijdingsstrijd zijn ontstaan, een belangrijke bijdrage werd geleverd tot "Emanzipationsbestrebungen der jungen Staaten gegenüber dem Kolonialismus und Neokolonialismus auf kulturellem Gebiet" (emancipatieambities van jonge staten tegenover het kolonialisme en het neokolonialisme op cultureel vlak). (BArch, DR1/2352)1

Om dezelfde redenen is elf jaar later 17 kongolesische Erzähler (1984) verschenen; het redactiewerk werd gedaan door twee medewerkers van de Oost-Duitse ambassade in Kinshasa. Ze rapporteerden in hun exposé:

Indem der Verlag Volk & Welt die Anthologie kongolesischer Erzähler publiziert, unterstützt er-wie es in seiner internationalistischer Tradition liegt-bewußt das kongolesische Volk in einer neuen Phase des Befreiungskampfes, fördert sein Suchen nach einer nationalen Identität, stärkt sein internationales Ansehen. (BArch, DR1/2382a)

Met de publicatie van de Congolese anthologie steunt Volk & Welt-overeenkomstig zijn internationalistische traditie-welbewust het Congolese volk in de nieuwe fase van de bevrijdingsstrijd, ondersteunt het in zijn zoektocht naar een nationale identiteit, versterkt zijn internationale prestige.

Terwijl in interne leesrapporten en exposes de cultuurpolitieke functie van bloemlezingen werd benadrukt, kwamen andere boeken van Afrikaanse auteurs om andere redenen op de markt. Antikoloniale initiatieromans met een overzienbare vertelstructuur (Mongo Beti en Camara Laye) waren bijzonder populair. Voor Oost-Duitse lezers was het niet moeilijk om Sans tam-tam van Henri Lopes-een verhaal over een leraar die tussen eer, geweten en carrière moet kiezen-tussen de regels te lezen. De ongelijke strijd van een individu tegen het machtsapparaat was in de DDR het leven van alledag, men zag de tekst als een Aesopische fabel die de meeste DDR-burgers aan hun voortdurende gevecht met de bureaucratie deed denken. Amadou Hampaté Bâ's schelmenroman L'étrange destin de Wangrin ou Les roueries d'un interprete africain werd met trefwoorden zoals mythe, geheimhouding, onverklaarbaarheid en onoverwinnelijkheid omschreven. Tchicaya U Tam'si's Les méduses ou Les orties de mer en Rachid Mimounis Tombéza vonden daarentegen hun ingang dankzij het doorzettingsvermogen van de uitgeefredactrice die soms ook tegen gebruikelijke receptiepatronen werkte en uitkeek naar teksten die veel gemeen hadden met het Europese modernisme. Sommige auteurs bereikten hun Oost-Duitse lezers met vertraging. Voor de dichtende Senegalese staatspresident Léopold Sédar Senghor interesseerden de redacteuren zich al vroeg, hij gold echter als de conservatieve vriend van Frankrijk en kon pas in 1984 in de befaamde Weiße Reihe in de DDR verschijnen (Gerlach 158-60).

 

Zuid-Afrika en het solidariteitsdiscours

De DDR werd achteraf niet zelden gezien als een internationaal geïsoleerd land dat zich politiek vooral op het Oostblok richtte. Toch was de DDR een belangrijke speler in de "transnationale politieke cultuur" van de antiapartheidsbeweging (Thörn, "The Meaning(s) of Solidarity" 427, "Anti-Apartheid" 69). Het lijkt tegenstrijdig. Enerzijds werd de vrijheid opgeëist voor de niet-blanke meerderheid in Zuid-Afrika, anderzijds waren de eigen bevolking fundamentele democratische rechten ontzegd. Desondanks telde voor de DDR-regering de internationale solidariteit (al was het slechts uit imago-overwegingen). In juni 1958 proclameerde Walter Ulbricht op het vijfde partijcongres van de SED de internationale solidariteit tot een verplichte morele norm, in 1974 werd ze zelfs in de grondwet verankerd (Brunner 64). De steun voor de bevrijdingsstrijd door de DDR-regering is ideologisch aan de traditie van de Duitse en internationale arbeidersbeweging opgehangen. Daarmee ging een marxistisch-leninistische geschiedenisopvatting gepaard die de toenmalige ontwikkelingsfase als overgang tussen het kapitalisme en het communisme classificeerde (Schleicher, "Elemente entwicklungspolitischer Zusammenarbeit" 111). Bijgevolg zou de steun verleend moeten worden aan anti-imperialistische krachten zoals nationale bevrijdingsbewegingen en jonge nationale staten in hun streven naar onafhankelijkheid en emancipatie. Omdat de term "ontwikkelingshulp" als een kapitalistische kapitaalexport werd gebrandmerkt, koos men eerder voor begrippen zoals "anti-imperialistische solidariteit" of "socialistische hulp" (Engel en Schleicher 91; Van der Heyden, Zwischen Solidarität und Wirtschaftsinteressen 71; Graeve 81).

Het buitenlands beleid van de DDR-regering was verregaand ingeperkt door de confrontatie tussen Oost en West ten gevolge van de Koude Oorlog. Het principe waarop het politieke systeem van de Bondsrepubliek sinds 1949 beruste was dat van een absoluut Alleinvertretungsanspruch. Het betekende dat de West-Duitse staat (tot de nieuwe Ostpolitik van de regering Brandt) zich als de enige rechtmatige erfgenaam beschouwde van het Duitse Reich (weliswaar binnen de grenzen van 1937), en weigerde zich neer te leggen bij de staatkundige deling van het land. Door zijn steun aan de strijd van het ANC kon de DDR dus internationaal zijn morele superioriteit tegenover Bonn demonstreren. Zowel de nucleaire en economische samenwerkingen tussen de Bondsrepubliek en Zuid-Afrika, alsook staatsbezoeken van Zuid-Afrikaanse apartheidspolitici aan West-Duitsland werden in de DDR-media breed uitgemeten. Nadat Oost-Duitsland in 1973 lid van de Verenigde Naties was geworden, ondertekende het onmiddellijk de International Convention on the Suppression and Punishment of the Crime of Apartheid, was (anders dan de Bondsrepubliek) actief in het Special Committee Against Apartheid, en trad in 1974 en 1981 op als gastheer van dit comité in Oost-Berlijn (I. Schleicher en H.-G. Schleicher 248). De Realpolitik was echter minder idealistisch. De DDR was een relatief grondstofarm land en kon zich moeilijk veroorloven om zijn economische banden met Zuid-Afrika volledig te verbreken. Officieel werden deze in 1963 beëindigd, maar in hoeverre de contacten echter door derde landen verder liepen, blijft tot nu toe schemerachtig (Van der Heyden, GDR International Development).

In 1960 werd het Komitee der DDRfür die Solidarität mit den Völkern Afrikas (later bekend als Solidaritätskomitee der DDR) gesticht, dat verantwoordelijk was voor de coördinatie en de financiering van hulpmaatregelen. Formeel was het comité een zelfstandige organisatie, in feite bleef het echter onderworpen aan de SED, met als taak de buitenpolitieke doelen van de DDR te verwezenlijken. Terwijl de politieke groeperingen in de Bondsrepubliek voortdurend aan het debatteren waren welk deel van de Zuid-Afrikaanse antiapartheidsbeweging het meest in aanmerking kwam voor ondersteuning, koos de DDR-regering zelf voor het ANC. Doorslaggevend daarbij waren vooral de jarenlange ervaring in de bevrijdingsstrijd en de brede ruggensteun van de eigen bevolking (Schleicher, "Zwischen Herzenswunsch und Kalkül" 14).

Er werd op velerlei manier logistieke en financiële steun aan het ANC verleend. Zo was bijvoorbeeld boekdrukkerij "Erich-Weinert" in Neubrandenburg tussen 1969 en 1990 verantwoordelijk voor de opmaak, de druk en de distributie van het ANC-informatieblad Sechaba, in een geheime opleidingskamp voltooiden vanaf 1976 rond duizend leden van Umkhonto weSizwe hun militaire training, en in november 1978 werd in aanwezigheid van de ANC-president Oliver Tambo en de secretaris-generaal van het solidariteitscomité, Kurt Seibt, de eerste ANC-vertegenwoordiging in Oost-Berlijn geopend (Singh 134). Indres Naidoo, de voormalige adjunct-afgevaardigde van het ANC in de DDR, schreef:

The friendship, the solidarity, the GDR gave us, was second to none. As far as the ANC is concerned, one of our best friends was the GDR. And, of course, I must make it clear, there was no attempt whatsoever to make us follow the same line politically as the GDR, no. They knew what our policies were, and they let us. (Schade 37)

 

South Africa made by Volk & Welt

De antiapartheidsbeweging bediende zich vanaf het begin in de DDR van een omvangrijk kunstrepertoire. Affiches en muziek waren een belangrijk protestmedium: Miriam Makeba trad vanaf de jaren zeventig meerdere malen in Oost-Berlijn op (Bohne 219). De Zuid-Afrikaanse literatuur bij Volk & Welt (naast twintig vertaalde boeken nog drie verhalen van Themba Harry Gwala, Alex La Guma en Ezekiel Mphahlele in een band: Erkundungen. 27 afrikanische Erzähler, 1978) was net zo ingebed in het Oost-Duitse solidariteitsdiscours. Op welke gronden werden de Zuid-Afrikaanse werken geselecteerd? Enerzijds bestond er belangstelling voor cultuur- en maatschappijkritische 'protestliteratuur' die het apartheidsregime aan de kaak stelde. De stelling dat uitsluitend om politieke redenen voor deze literatuur werd gekozen gaat echter niet op.

In het geval van het aan censuur onderworpen DDR-uitgeversbedrijf is het antwoord op de vraag naar de selectiecriteria grotendeels te vinden in leesrapporten (Gutachten) die externe en interne rapporteurs over literaire werken schreven voordat er toestemming voor publicatie werd gegeven. De leesrapporten werden vervaardigd in het kader van het zogenaamde Druckgenehmigungsverfahren voor de Hauptverwaltung Verlage und Buchhandel van het ministerie van cultuur, geschreven door redacteuren en literaire deskundigen die uiteraard ideologisch betrouwbaar moesten zijn. De bedoeling van wat volgt, is niet om de ontwikkeling van het literaire systeem van de DDR of het mechanisme van de censuur te beschrijven, die al goed in kaart gebracht zijn (Barck, Langermann en Lokatis; Lokatis, Verantwortliche Redaktion; Brohm). Er wordt echter duidelijk hoe politieke, maatschappijkritische maar ook literaire opvattingen in leesrapporten de beoordeling van Zuid-Afrikaanse werken en auteurs meestuurden, en met welke argumenten de rapporteurs een boek door de censuur probeerden te krijgen.

In de DDR-uitgeverijen moest altijd rekening worden gehouden met veranderlijke politieke omstandigheden. De uitgave van Peter Abrahams' The Path of Thunder (1957, Reiter der Nacht) werd vanaf 1953 voorbereid in een tijd toen de Neue Kurs werd aangekondigd. Versoepelde censuurrichtlijnen dienden vooral om attractieve amusementslectuur te bevorderen teneinde de brede massa van de bevolking te kunnen bereiken. Abrahams' The Path of Thunder-een liefdesroman uit Zuid-Afrika, aldus een interne omschrijving-werd door de redactie welkom geheten: het boek voldeed niet alleen aan de verwachtingen van het ministerie van cultuur, maar ook waren de auteursrechten aanzienlijk goedkoper dan bij boeken van de West-Europese en Amerikaanse markt. In de eerste helft van 1957 was het manuscript printklaar, de beoordelingscriteria bleken echter in de tussentijd verscherpt: met de kernspreuk om "niet alle bloemen te laten bloeien" verkondigde Walter Ulricht een "ideologisch offensief" (Lokatis, "Hauptverwaltung Verlagswesen" 58). De vertaling moest op verzoek van het ministerie herlezen worden door Carola Gärtner-Scholle, een in het literatuurbedrijf gevreesde medewerkster van het censuurapparaat. Hoewel Gärtner-Scholle bekend stond als iemand die de auteurs meestal hinderde bij hun "ingang naar de literatuur" (Lokatis, "Ein Literarisches Quartett" 355-6), wist ze haar oordeel over het boek aan nieuwe richtlijnen aan te passen. Dat het geen politiek manifest was, vond ze juist voordelig, het ging immers om een liefdesroman met een maatschappijkritische achtergrond die tegelijkertijd het racisme en kolonialisme aan de kaak stelde. Met verwijzing naar een jonge Joodse protagonist Isaak deed de rapportrice zelfs een vergelijking met het Duitse/Europese antisemitisme, zodoende stond het boek in de traditie van het in de DDR verordende antifascisme (BArch, DR/3938).

Ook bij Dan Jacobsons A Dance in the Sun (1964, Tanz in der Sonne) werd apartheid door de rapporteurs minder benadrukt en spraken zij vooral hun waardering uit voor de terughoudende/objectieve vertelstijl, de psychologische opbouw van de personages en de spannende plot. Hoewel de verwantschap met het werk van Nadine Gordimer, Stuart Cloete, Doris Lessing en Harry Bloom werd benadrukt, betekende dit verrassenderwijs geenszins dat Jacobson als protestschrijver werd gezien-na het bloedbad van Sharpeville in 1960, het verbod van het ANC, de arrestaties van ANC-leiders en het daaropvolgende Rivoniaproces lag een politieke interpretatie voor de hand. De rapporten signaleerden daarentegen Jacobsons vermogen om lokale verhoudingen op een hoog literair niveau te presenteren en vergeleken zijn moderne stijlelementen met "Mitteln moderner amerikanischer Erzähler" (middelen van de moderne Amerikaanse vertellers) (BArch, DR1/5006).

Dit marktgerichte en esthetische receptiepatroon van de uitgever veranderde vanaf 1966, onder meer met de publicatie van Jack Copes romans. De antiapartheidsbeweging in de DDR, en de politieke banden tussen het ANC en de SED hadden een literaire begeleiding nodig, net als de veelvuldige propagandistische persberichten. De vertaling van Copes historische romance The Fair House (1966, Aufstand der Speere) werd in een leesrapport als "ideologischeAufklärungsarbeit" (ideologisch voorlichtingswerk) aangekondigd (BArch, DR1/2328). Hilda Bernsteins The World that was Ours (1970, Die Männer von Rivonia) was volgens een rapporteur de zwaarste aanklacht die in de DDR ooit is gepubliceerd. Dat hiermee niet alleen het apartheidsregime werd bedoeld, maakten alle drie leesrapporten duidelijk. Bernsteins berichtgeving over de rechtszaak in 1964 waarbij Mandela en andere ANC-kopstukken werden veroordeeld en die aanleiding was voor sancties tegen Zuid-Afrika, werd door de rapporteurs uitgelegd als een herinnering aan de nationaalsocialistische periode (met zijn officiële mythologie van het antifascisme profileerde zich de DDR als het 'andere', alternatieve Duitsland dat, anders dan de Bondsrepubliek, wel van het verleden had geleerd). Het boek moest worden gelezen als evidente verwijzing naar de 'fascistische methodes' van de West-Duitse Notstandsgesetze die in 1968 werden aangenomen en die de regering tijdens de politieke crisis speciale bevoegdheden gaven. (Vakbonden, studenten en intellectuelen zagen dit als aantasting van hun vrijheid, sommige betogingen waren door veiligheidsdiensten van de DDR aangesticht). Om die reden verkreeg de vertaling "die größte Aktualität für die nächsten Jahre'" (de grootste actualiteit voor de komende jaren) (BArch, DR1/2342).

Ook Alex La Gumas romans werden hoofdzakelijk om cultuurpolitieke redenen voor publicatie geselecteerd. In de DDR was La Guma geen onbekende: hij reisde meermaals door het land als lid van het ANC en de SACP en nam deel aan ontmoetingen met partijfunctionarissen (Van der Heyden en Schade 97). In the Fog of Season's End (1975, Im Spätsommernebel) was volgens de rapporteurs een vertoog over de noodzakelijkheid van de militaire strijd tegen het regime, een welkome ontwikkeling ten opzichte van vroegere boeken La Gumas waarin alleen maar op een naturalistische manier de passieve weerstand van de protagonisten zou zijn afgebeeld. Er werd weliswaar bezwaar gemaakt tegen het tekort aan samenwerking tussen communistische groeperingen van verschillende huidskleur, maar het uitblijven van discussies over de gezamenlijke toekomst van de revolutie hebben de rapporteurs ideologisch goedgekeurd (BArch, DR1/2357a). Op grond van cultuurpolitieke overwegingen werd ook La Gumas Time of the Butcherbird (1982, Die Zeit des Würgers) in het fonds opgenomen, ook al merkten de rapporteurs in beide romans unaniem talrijke stilistische en verteltechnische mankementen op. Vooral Marianne Bretschneider-een redactrice die voor de Engelstalige literatuur uit Afrika medeverantwoordelijk was en de meeste Zuid-Afrikaanse titels begeleidde-beklaagde zich uitvoerig over statische en levenloze personages die slechts in dienst stonden van politieke posities, bekritiseerde de oppervlakkige plot en de schematische opbouw van beide romans. Bretschneider concludeerde:

So ist ein gleichsam aus Mosaiksteinen zusammengesetztes Bild südafrikanischen Lebens entstanden, das gewiß nicht zur großen Kunst gezählt werden kann, demjedoch eine wichtige aufklärerische Funktion zukommt. (BArch, DR1/2373a)

Zodoende ontstond een uit mozaïeksteentjes samengesteld beeld van het Zuid-Afrikaanse leven dat zeker geen grote kunst is, maar dat wel een belangrijke voorlichtingsfunctie heeft.

La Guma was in feite de laatste Zuid-Afrikaanse auteur bij wie de redactie cultuurpolitieke belangen vooropstelde. Toen in 1975 een bloemlezing met gedichten van Arthur Nortje, Oswald Mtshali, Maziyi Kunene en Dennis Brutus voorbereid werd, ging het om een "progressive realistische Literatur" (progressieve realistische literatuur) die echter tegelijkertijd "intellektuell anspruchsvoll" (intellectueel ambitieus) moest zijn. Zowel opvallend politieke alsook overtollige symbolische teksten werden niet voor de bloemlezing geselecteerd (BArch, DR1/2357a).

In leesrapporten over Athol Fugards toneelstukken (1975) maakten de rapporteurs weliswaar gebruik van verplichte sleuteltermen zoals "humanistische Grundhaltung'" (humanistische grondhouding) of "Entfremdungssymptomen des spätkapitalistischen Apartheidstaates" (vervreemdingsymptomen van de laatkapitalistische apartheidsstaat), toch focusten ze hun aandacht vooral op verschillende moderne vormelementen en vergeleken Fugard meermaals met Samuel Beckett. Het laatste was geenszins toevallig. Met de Ierse dramaturg hielden de uitgeefredacteuren zich vanaf begin van de jaren zeventig bezig, het censuurapparaat reageerde echter afwijzend en verwees naar het oordeel van Georg Lukács over Becketts vermeende pathologische vervorming van het menselijke beeld (Petzinna 188-90). Het argument van vervreemding als intrinsieke eigenschap van de burgerlijke maatschappij schemerde als reddingformule in alle leesrapporten over Beckett door. Met de liberaal-progressieve Fugard en zijn "Unverbindlichkeiten der absurden Dramatik" (vrijblijvende absurde toneelkunst) hoopten de rapporteurs op deze manier een precedent te scheppen voor een potentiële publicatie van Beckett (BArch, DR1/2371a). Hun overwinning op de censuur behaalden ze echter eerst 25 jaar later: toen Becketts Ausgewählte Erzählungen (1990) in de vertaling van Elmar Torphoven op de markt kwamen, was het ook met de DDR voorbij.

In de jaren tachtig kwamen bij Volk & Welt de meest bekende Zuid-Afrikaanse auteurs uit: Wilma Stockenström, Elsa Joubert, André Brink en Nadine Gordimer. Het waren geen eigen ontdekkingen, maar (op één boek van Brink na) licenties op vertalingen die al in de Bondsrepubliek en in Zwitserland waren verschenen. Niet oninteressant blijft de interne receptie van de rapporteurs die enerzijds voor de overname van titels in de internationale DDR-canon pleitten, anderzijds niet altijd tevreden waren met hun literaire kwaliteit. Stockenströms The Expedition to the Baobab Tree (1988, Denn der siebte Sinn ist der Schlaf) kreeg met afstand de meeste lof voor de bewuste verteltechnische afstandelijkheid en de secure, iconische taal. In alle leesrapporten was er unaniem sprake van een "komprimiertgeschriebener Kurzromarí' (gecomprimeerd geschreven korte roman), "ein Beispiel moderner außereuropäischer Prosa" (een voorbeeld van modern buiten-Europees proza)-kortom:

ein Buch für Leser, die literarische Ansprüche, Bereitschaft zum poetischen Experiment mit dem Interesse an Vorgängen in der 'dritten Welt' verbinden. (BArch, DR1/2393)

een boek voor lezers die hun literaire ambities en bereidheid tot een poëticaal experiment in verband brengen met belangstelling voor gebeurtenissen in de 'derde wereld'.

De vraag in hoeverre het enthousiasme van de rapporteurs terug te voeren is op de receptie van de Zwitserse eerste uitgave kan op grond van de documenten niet afdoende beantwoord worden. Toch was het voor Volk & Welt niet zonder belang dat het boek "von keinem geringeren als dem südafrikanischen Schriftsteller J. M. Coetzee"" (door niemand minder dan de Zuid-Afrikaanse schrijver J. M. Coetzee) naar het Engels werd vertaald. Verder verwezen de rapporteurs naar het "sehr positive" (heel positieve) nawoord van André Brink dat speciaal voor de Duitstalige premiere van Stoekenström was gesehreven. Ook in West-Duitse reeensies werd Brinks nawoord uitvoerig aangehaald, waardoor Stoekenströms werk als "ein Wunder an Poesie" (een wonder van poëzie) gold (Gogolin 5). Brink wist namelijk het boek, dat vanwege de exotische thematiek en de ontbrekende chronologie voor een Duitstalige doorsneelezer wellieht moeilijk was, in verband te brengen met stijlfiguren die "sowohl Proust als auch Bergson vertraut gewesen wären"" (zowel Proust als Bergson bekend zouden zijn geweest) (Brink 199). Hij bracht de lezer ten slotte stilistische subtiliteiten van zijn landgenote onder het oog:

Es ist vielleicht die Art, wie die Erzählung, durch die "weibliche"-und "afrikanische"-Erfahrung bestimmt ist, daß sie so eindrucksvoll ist. Es ist das Buch einer Poetin-vorausgesetzt, daß wir Poesie nicht als bloße Ausschmückung oder Dekoration verstehen, sondern als ganz eigene Spracherfahrung: lyrisch, dramatisch, episch zugleich-, doch es ist Poesie, die entstehen konnte aus der Erfahrung, eine Frau zu sein und um Unterdrückung und Leiden zu wissen, und um die schreckliche Herrlichkeit des Ursprungs. Auch wenn sich die Erzählung wirklich weder offenkundig noch unmittelbar mit dem heutigen Südafrika beschäftigt, so kenne ich nur wenige andere zeitgenössische Romane, in denen genau die "Südafrika-Frage" von heute so beunruhigend, ergreifend und unvergeßlich beleuchtet wird. (Brink 200)

Misschien is het de manier waarop het verhaal wordt bepaald door "vrouwelijke"-en "Afrikaanse"-ervaring dat het zo indrukwekkend maakt. Het is een boek van een dichteres-op voorwaarde dat we de poëzie niet alleen opvatten als verfraaiing of versiering, maar als een heel eigen taalervaring: lyrisch, dramatisch, episch tegelijk. Maar het is een poëzie die kon voortkomen uit de ervaring van het vrouw-zijn, om onderdrukking en lijden te kennen en de verschrikkelijke glorie van de oorsprong. Zelfs als het verhaal niet duidelijk noch direct betrekking heeft op het huidige Zuid-Afrika, ken ik maar weinig andere Zuid-Afrikaanse romans waarin de "Zuid-Afrikaanse kwestie" van vandaag op zo'n verontrustende, ontroerende en onvergetelijke manier wordt onderzocht.

Bij Elsa Jouberts Die swerfjare van Poppie Nongena (1983, Der lange Weg der Poppie Nongena) waren de rapporteurs minder enthousiast. Het onderwerp pleitte weliswaar voor een publicatie in de DDR; punten van bezwaar waren daarentegen de vermeende wijdlopigheid, verwarrende overstappen in het vertelperspectief, alsook het gebrek aan stilistische differentiatie en poëtische vormgeving. De vertaling uit het Afrikaans van Karl H. Kosmehl beoordeelden de rapporteurs kritisch en zij stelden daarom voor ook de Engelse editie te raadplegen voor de DDR-uitgave (BArch, DR1/2380).

Dat André Brink "kein landesseigenef" (geen autochtoon Zuid-Afrikaanse) Thomas Mann was, stond reeds in het leesrapport over An Instant in the Wind (1981, Stimmen im Wind). De rapporteurs kenden het oordeel van de New York Times-recensent Raymond A. Sokolov, die literaire manco's optelde:

It would be a pleasure only to say that this book was a brave cry against the murdering, racist society that still rules South Africa today. It is, but novels must be more than political acts of defiance, and it is not enough to fill pages with material that will shock official taste. [...] It is important, for political reasons that Brink should be published, but doubtful [...] that he will be readfor his art as a writer. (Sokolov 12)

Sokolovs bedenkingen zijn ook terug te vinden in de latere Angelsaksische receptie van het werk van André Brink. Desalniettemin besloot Volk & Welt de titel over te nemen, wat vooral te danken was aan het feit dat Brink slechts met één boek in de Bondsrepubliek vertegenwoordigd was en sinds 1966 niet meer was uitgegeven. Ondanks de kritisch opgemerkte artistieke tekortkomingen werd een politieke dissident in de gelederen opgenomen, die "den einfachen Leser nicht überfordert"" (de gewone lezer niet overweldigt) en hem tegelijkertijd dichter bij de "Absurdität rassistischer Vorurteile und die Inhumanität weißer Überheblichkeit"" (absurditeit van racistische vooroordelen en de onmenselijkheid van blanke arrogantie) brengt (BArch, DR1/2373). Christine Agricola's Volk & Welt-vertaling van An Instant in the Wind opende de deur voor Brinks carrière in de West-Duitse literatuurwereld. De vertaling werd noch in hetzelfde jaar overgenomen door het West-Duitse Verlag Steinhausen; de daaropvolgende titels verschenen in het vervolg na een eerste Engelstalige publicatie in de Bondsrepubliek. In West-Duitsland genoot de auteur, anders dan in Engelstalige landen, de reputatie van een "adäquaten Marques der Buren"" (adequate Marques van de Boeren), die erin slaagt "einen historischen Splitter zu einem faszinierenden Brennglas zu formen"" (een historische splinter in een fascinerend vergrootglas te veranderen) (Stachura 21). In 1985 bracht Volk & Welt noch één licentie-uitgave van Brink uit, maar de mening van de rapporteurs was niet positiever. Door het onderwerp van A Chain of Voices (Die Nilpferdpeitsche) bewees de auteur een "humanistischer, für die politische und soziale Gleichberechtigung aller Südafrikaner eintretenden Schriftsteller" (humanistische schrijver die pleit voor de politieke en sociale gelijkheid van alle Zuid-Afrikanen) te zijn. Men maakte echter bezwaar tegen zijn "Trivialpsychologie" (triviale psychologie), "Mangel an erzählerischer Disziplin" (gebrek aan narratieve discipline), "reißerische Elemente und Klischees" (sensationele elementen en clichés) en "überstrapazierte Symbole und Bilder" (uitgemolken symbolen en beelden) (BArch, DR1/2387). Het feit dat Volk & Welt boeken van Brink uitbracht niet per se vanwege hun literaire kwaliteit, maar omdat (delen van) zijn werk in Zuid-Afrika was (waren) verboden, wijst op de transnationale implicaties van censuur (Pohls 229-30). In het selectieproces gaven de redacteuren voorkeur aan teksten die op de censuurlijst stonden in het literaire systeem van een vijandig regime.

Nadine Gordimer was een andere Zuid-Afrikaanse schrijfster die in literair opzicht weinig indruk maakte op de rapporteurs, maar die vanwege haar positie in de wereldliteratuur en vooral als icoon van de antiapartheidsbeweging niet mocht ontbreken in het fonds van Volk & Welt. Gordimer was sinds 1956 auteur bij de uitgeverij S. Fischer (hoewel enkele boeken werden ook uitgebracht door andere West-Duitse uitgevers). Gordimers West-Duitse eersteling, de roman The Lying Days (1956, Entzauberung) kreeg uiteenlopende recensies. Men schreef over een "verheißungsvollen jungen Talent" (veelbelovend jong talent) voor wie de confrontatie met apartheid

niemals Selbstzweck wird, sondern sich zwanglos und wie selbstverständlich aus dem lebendigen Fluß der Erzählung und der Art ergibt, wie die Autorin ihr Thema behandelt. (Burschell 496)

nooit een doel op zichzelf is, maar eerder terloops en natuurlijk voortkomt uit de levendige stroom van het verhaal en de manier waarop de auteur haar onderwerp behandelt.

Maar er waren ook afkeurende geluiden die spraken over een "aufregend banales Werk einer aufregend banalen Schriftstellerin" (opwindend banaal werk van een opwindend banale schrijfster) (Keel 186). De West-Duitse lezers dachten er kennelijk anders over: Entzauberung verscheen al snel in meerdere oplagen en de uitgever kocht rechten voor andere titels van Gordimer. De keuze voor nieuwe boeken werd altijd bepaald door Amerikaanse recensies, die-zoals in het S. Fischer-archief (Deutsches Literaturarchiv Marbach) te zien is-zorgvuldig werden verzameld en gelezen door de redacteuren. In de jaren zeventig nam de belangstelling van de uitgever voor Gordimer aanzienlijk af. Maar nadat de amerikanist Arnulf Conradi-die bevriend was met Gordimer en haar man Reinhold Cassirer-in 1983 overgestapt was naar S. Fischer als hoofdredacteur, werd Gordimer tot één van de belangrijkste auteurs in het fonds.

De inhaalmanoeuvre van S. Fischer met betrekking tot de Zuid-Afrikaanse schrijfster die-zoals Susan Sonntag later opmerkte op het PEN-congres in Hamburg-werd beschouwd als "die einzige realistische Autorin von Rang in der modernen Weltliteratur" (de enige realistische auteur van rang in de moderne wereldliteratuur) (Kreimeier 23), kon Volk & Welt niet over het hoofd zien. Als opmaat van een eigen inhaalprogramma werd gekozen voor Some Monday for Sure (1980, Sechs Fuß Erde), een verhalenbundel die in 1959 voor het eerst in het Duits verscheen, maar nu opnieuw werd vertaald. Het boek verscheen in de prestigieuze reeks Spektrum, waarvan het cultureel-politieke doel als volgt werd gekarakteriseerd:

Wir wollen aus dem großen Angebot der internationalen Literatur [...], Literatur mit aktuellem Stellenwert für den Leser in unserer Republik auswählen, Literatur für sozialistische Zeitgenossen. Wir denken vor allem an drei Elemente, die für die Aufnahme in unserer Reihe Voraussetzung sind. Diese Werke sollten zur Persönlichkeitsentwicklung beitragen, sie sollten der Erweiterung des Horizonts im weitesten Sinne dienen und selbstverständlich der niveauvollen Unterhaltung. (Tschörtner, "Die Spektrum-Reihe" 55)

Uit de brede scala aan internationale literatuur [...] willen we literatuur selecteren met een actueel belang voor de lezer in onze republiek, literatuur voor socialistische tijdgenoten. We denken vooral aan drie elementen die vereist zijn voor opname in onze serie. Deze werken dienen bij te dragen aan persoonlijke ontwikkeling, de horizon in de breedste zin te verbreden en uiteraard moeten zij geschikt zijn voor kwalitatief hoogstaand entertainment.

Gordimers verhalen verschenen naast andere grote namen van dit jaar: de gebroeders Strugazki, Isaac Bashevis Singer, Ingmar Bergman en Paul Nizan. De interne mening bij de uitgeverij week echter aanzienlijk af van de leesrapporten waarover S. Fischer vóór de eerste Duitse publicatie in 1956 beschikte. Destijds was men het erover eens dat de schrijfster in staat was om "das Wesentliche an gleichsam banalen Umständen" (het wezenlijke aan de hand van banale omstandigheden) te illustreren en "exemplarische Ausschnitte aus dem Gesamtdasein' (voorbeeldige fragmenten uit het hele bestaan) te halen. De S. Fischer-rapporteur vergeleek haar teksten "in ihrer Verhaltenheit'" (in hun terughoudendheid) met het werk van Catherine Mansfield, ze doorstonden "jeden Vergleich mit dem Besten aus, was die Weltliteratur in diesem Genre aufzuweisen hat" (elke vergelijking met het beste wat de wereldliteratuur in dit genre te bieden heeft). De publicatie werd sterk aanbevolen (DLA, A: Fischer/Gordimer).

Na meer dan twintig jaar lazen de rapporteurs in Oost-Berlijn het boek anders. Als "sensible Stenogramme aus dem südafrikanischen Alltag" (aandoenlijke steno's uit het Zuid-Afrikaanse alledaagse leven) vonden ze de verhalen niet oninteressant, maar de literaire uitvoering niet erg overtuigend; ze hebben daarom drie teksten weggelaten ("Is There Nowhere Else Where We Can Meet", "Which New Era Would That Be", "The African Magician"). Aan de ene kant wilden ze Gordimer in de reeks hebben, aan de andere kant zat de ontbrekende "allgemeingültige Aussage" (algemene expressie) van haar werk dwars (BArch, DR1/2371). Ook toen de andere drie titels werden overgenomen-The Conservationist (1983, Der Besitzer), July's People (1984, July's Leute) en Burger's Daughter (1989, Burgers Tochter)-gold Gordimer als "redselig'" (praatgraag), iemand die moeilijk de complexe romanvorm kon bedienen (BArch, DR1/2379). Toch kon de wereldberoemde schrijfster de lezers in de DDR niet onthouden worden. Bij de laatste titel moesten zelfs politieke uitspraken van protagonisten ook nog-enkele maanden voor de val van de Berlijnse Muur-tegenover het censuurapparaat goedgepraat worden:

Für problematisch halte ich zum Teil von mir zitierten Äußerungen über den 17. Juni, über Ungarn, die CSSR und vor allem die Sowjetunion. Allerdings handelt es sich in den meisten Fällen um Figurensprache (französische Linksintellektuelle, ein nationalistischer südafrikanischer Politiker, auch Rosa Burger). Zwar werden diese Meinungen weder widerlegt noch aufgehoben, dennoch stellen sie die Integrität der kommunistischen Weltbewegung [...] nicht ernstlich in Frage. Ihr Roman ist ein Plädoyer für die Bündnispolitik zwischen allen Apartheidgegnern, und als solchen sollten wir ihn veröffentlichen. (BArch, DR1/2395)

De aangehaalde opinies over 17. Juni [opstand van DDR-burgers, bloedig neergeslagen door het Sovjetleger], over Hongarije, Tsjecho-Slowakije en vooral over de Sovjetunie zijn volgens mij problematisch. Toch gaat het hierbij in de meeste gevallen om de uitspraken van personages (Franse linkse intellectuelen, nationalistische Zuid-Afrikaanse politici, ook Rosa Burger). Deze oordelen zijn weliswaar noch tegengesproken noch tenietgedaan, toch wordt daardoor de integriteit van de communistische beweging [.] niet ernstig op de helling gezet. Haar roman blijft een pleidooi voor een bondgenootschapsbeleid van alle tegenstanders van apartheid. Zo bezien moet het boek door ons worden gepubliceerd.

Nog één kwestie verdient in deze context een bijzondere aandacht: in veel leesrapporten werden de geselecteerde Zuid-Afrikaanse titels als deel van de 'socialistische wereldliteratuur' gezien. Het idee van een socialistische wereldliteratuur verschilde duidelijk van opvattingen over het transnationale in de westerse literatuurwetenschap. De wereldliteratuur à la DDR wilde niets te maken hebben met een transnationaal kosmopolitisme dat in de periode van de vroege socialistische utopie, naar aanleiding van Goethes overwegingen, werd gepostuleerd. Op zijn laatst tegen het einde van de jaren zestig werd in de DDR de veranderlijke waardering van de vroege wereldliteratuur weggeredeneerd. Zo anticipeerde Goethe opeens met zijn uitspraken over de Weltliteratur op een historisch proces dat later door Marx en Engels in het Communistisch Manifest (1848) ter sprake kwam en van daaruit werd overgebracht naar het wetenschappelijk socialisme. Het gaat daarbij vooral om het internationaal culturele samenleven van de arbeidersklasse, waarop latere concepten van de 'multinationale Sovjetliteratuur' en de 'literatuur van Europese socialistische landen' zijn gebaseerd (Goßens, "Erbkriege" 91-6; Goßens, "Konzepte" 130-1).

Tot de jaren zeventig was de wereldliteratuur in de DDR gebonden aan de leer van het socialistisch realisme. In 1975 organiseerde het Zentralinstitut für Literaturgeschichte der Akademie der Wissenschaften der DDR in samenwerking met het Maxim Gorki-Instituut voor Wereldliteratuur (Moskou) een congres, "Verantwortung für die Welt" (Verantwoordelijkheid voor de Wereld), waar voor het eerst tot een "Vielfalt der individuellen Schreibweisen'" (diversiteit van individuele schrijfwijzen) voor de internationale socialistische wereldliteratuur werd opgeroepen. Zodoende stonden niet alleen het kritisch realisme, maar ook de als 'burgerlijk' veroordeelde modernistische stromingen zoals expressionisme, symbolisme of surrealisme offieieel in dienst van het soeialistiseh transnationalisme (Müller 516). De organisatoren lieten weliswaar weten dat daarmee geen wereldwijde erkenning van deze late 'burgerlijke' kunstvormen bedoeld was, maar de boodschap was voor de geïnteresseerden duidelijk.

Zuid-Afrikaanse auteurs, die hun werk met de politieke strijd in verband brachten, pasten sowieso bij het model van de socialistische/anti-imperialistische wereldliteratuur. De term "Weltliteratur'" werd ook in leesrapporten een- en andermaal als sleutelterm ingezet om in formeel/inhoudelijk opzicht innovatieve teksten makkelijker in het literatuursysteem van de DDR te introduceren. Dit gold onder meer voor Nadine Gordimer, als in haar werken passages voorkwamen die ideologisch niet onproblematisch waren. Met Athol Fugard introduceerde Volk & Welt, met verwijzing naar zijn status in de wereldliteratuur, een avantgardistische toneelschrijver, een plaatsvervanger voor Samuel Beckett die als het ware door zijn afwezigheid schitterde.

Seven Seas Books

De literaire transfer vanuit Zuid-Afrika en vanuit de Zuid-Afrikaanse exil-gemeenschap via Volk & Welt naar de DDR speelde een significante rol in het beleid van de uitgever. Toch moet er nog even worden stilgestaan bij een niet minder opmerkelijke transfer van de Zuid-Afrikaanse literatuur in omgekeerde richting, vanuit de DDR naar het buitenland. Het laatste was mogelijk dankzij de Engelstalige reeks Seven Seas Books waarin een internationale linkse canon aan bod kwam.

De reeks was een product van de Koude Oorlog. Het werd in 1953 als Panther Books opgericht door Gertrude Gelbin, de Amerikaanse echtgenote van de schrijver Stefan Heym, met als doel "progressieve literatuur daar naar toe te brengen waar ze verboden was" (Jany "Seven Seas" 344; Heym 615). De eerste tien Panther Books zijn bij Paul List Verlag in Leipzig verschenen; in 1958 verhuisde de reeks naar Volk & Welt en werd tot Seven Seas Books herdoopt. Naast royaltyvrije literaire klassiekers ruimde de reeks plaats in voor linkse schrijvers uit de Verenigde Staten, Canada, Groot-Brittannië, Ierland, Australië, Guyana en Zuid-Afrika. Politieke non-fictie met markante titels, zoals Unrepentant Aggressors. An Examination of West German Policies, A People's History of England of With Eisenstein in Hollywood, werken over de guerrillaoorlog op de Filipijnen, Australische Aborigines, en de apartheid maken duidelijk waarom Erich Wendt, staatssecretaris in het Oost-Berlijnse ministerie van cultuur, de reeks als "psychologisch wapen" in een strijd tegen de "kapitalistische propaganda" financieel steunde (Jany, "Seven Seas" 344, Rewriting as Cultural Politics 12). Het merendeel van originele Engelstalige uitgaven, maar ook vertalingen van socialistische DDR-klassiekers (Willi Bredel, Louis Fürnberg, Bodo Uhse, Anna Seghers, Johannes R. Becher, Stefan Hermlin) en jongere auteurs (Günter de Bruyn, Christa Wolf) vonden hun afzet onder 'linkse' lezers in het kapitalistische buitenland, maar ook in Oostbloklanden-vooral in de Sovjet-Unie-en Azië. In 1978 werd de reeks stopgezet.

In de reeks verscheen de Zuid-Afrikaanse protestliteratuur, onder meer herdrukken van Jack Cope's The Fair House (1961, 1963), Harry Blooms Transvaal Episode (1959, 1960), de eerste editie van Richard Rive's African Songs, Gertrude Gelbins Following the Sun: 17 Tales from Australia, India and South Africa (1960, 1962), La Gumas collectie Apartheid. A Collection of Writings on South African Racism by South Africans (1971, 1979) en Come Back, Africa! Short Stories from South Africa (1968, 1975), onder redactie van Herbert L. Shore and Megchelina Shore-Bos (McDonald 109-10). Ezekiels Mphahleles autobiografisch boek Down Second Avenue (1962, 1965) zorgde weliswaar eerst voor enige commotie: pas nadat Volk & Welt het contract met Faber & Faber had afgesloten, kwamen de verantwoordelijke ambtenaren in het ministerie van buitenlandse zaken te weten dat Mphahlele destijds in Parijs politiek actief was, als vertegenwoordiger van de anticommunistische Congress for Cultural Freedom (CCF). Potentiële contractbreuk was om propagandistische redenen niet mogelijk. Het boek kon verschijnen, met een lagere oplage van vijf duizend exemplaren, dankzij een leesrapport van Beatrice Johnson die de "verrohte Kultur" (verruwde cultuur) van de apartheid gelijkstelde met het Hitler-Duitsland en "heksenjacht" van McCarthy (BArch, DR1/5042).2 Een Duitse vertaling volgde een jaar later bij Aufbau-Verlag. De reeks maakte zich ook verdienstelijk voor de eerste edities van Alex La Guma. And a Threefold Cord (1964) was de enige roman van La Guma die niet is verschenen in de invloedrijke African Writers Series uitgegeven door Heinemann. Tot de heruitgave bij Kliptown Books in 1988 reisde de tekst alleen in zijn Oost-Duitse versie door de wereld (Cornwell 64). La Gumas The Stone Country (1967) debuteerde eveneens bij Volk & Welt en werd pas zeven jaar later door Heinemann herdrukt.

Deze literaire transfer naar de DDR in het kader van de reeks Seven Seas Books kan analytisch worden opgevat als een concept van minor transnationalism. Françoise Lionnet en Shu-meih Shih wezen erop dat het transnationalisme moet worden onderscheiden van het concept van globalisering:

The logic of globalization is centripetal and centrifugal at the same time and assumes a universal core or norm, which spreads out across the world while pulling into its vortex other forms of culture to be tested by its norm. It produces a hierarchy of subjects between the so-called universal and particular, with all the attendant problems of Eurocentric universalism. The transnational, on the contrary, can be conceived as a space of exchange and participation wherever processes of hybridization occur and where it is still possible for cultures to be produced and performed without necessary mediation by the center. (Lionet en Shih 5)

Het idee van een minor transnationalism biedt een vertrekpunt voor de analyse van bewegingen tussen (semi-) perifere literaire systemen. Zo bezien blijft de transfer van de Zuid-Afrikaanse literatuur naar de DDR-reeks Seven Seas Books een interessant geval. Het was een laterale beweging van een perifere literatuur-ondanks het medium van de Engelse taal waren veel auteurs grotendeels onbekend op de centrale literaire markten-naar een literatuursysteem dat qua taal een centrale, maar vanwege de ideologische beperkingen een perifere positie in het Europese literaire veld innam. Het socialistische uitgeversbedrijf, dat slechts in zeer beperkte mate gebonden was aan de markteconomie, produceerde vertalingen en gaf originele teksten uit zonder bemiddeling van het zogenaamde universele centrum (Viljoen 5). De casestudy van Seven Seas Books is mede daarom opmerkelijk omdat de zijwaartse beweging door de Oost-Duitse periferie enkele Zuid-Afrikaanse auteurs toegang gaf tot centrale literaire markten. John Cope, Alex La Guma, Ezekiel Mphahlele en Richard Rive waren door Seven Seas-uitgaves buiten de DDR te lezen en in veel Oostbloklanden vertaald, vooral in de Sovjet-Unie (Van der Vlies 198). Het culturele internationalisme had dus ook zijn "non-metropolitan dimensions" (Helgesson, Bethlehem en Han 262).

 

Besluit

De bemoeienissen van Volk & Welt met de Zuid-Afrikaanse literatuur zijn in menig opzicht interessant. Ze laten zien dat de literaire transfer uit Zuid-Afrika naar de DDR telkens ingebed was in het kader van het buitenlands cultuurbeleid. Het cultuurpolitieke karakter van deze literaire productie betekende echter niet dat er geen bewegingsvrijheid bestond voor de acteurs in het culturele veld. Met bepaalde sleuteltermen, zoals de 'socialistische wereldliteratuur', probeerden de rapporteurs de manuscripten door de censuur te krijgen. Ze maakten gebruik van hun insiderkennis en werden zodoende niet zelden tot een bondgenoot van de auteur. De redacteuren en rapporteurs zetten zich enerzijds in voor de protestliteratuur uit Zuid-Afrika, anderzijds bestond er behoefte aan formeel innovatieve teksten en amusementslectuur. (Met de linkse apartheidskritiek kregen de DDR-lezers immers een vleugje exotica). Frappant blijft verder het feit dat de DDR-receptie van sommige Zuid-Afrikaanse schrijvers, onder meer Gordimer en Brink, duidelijk verschilde van de West-Duitse receptiepatronen.

Ten slotte is de literaire transfer uit Zuid-Afrika naar de DDR een interessant voorbeeld van een minor transnationalism. Dit geldt vooral voor de besproken reeks Seven Seas Books, maar ook voor de vertaling van André Brinks werk. Dankzij de DDR-editie van An Instant in the Wind werd André Brink in de Bondsrepubliek herontdekt en als schrijver van internationale statuur gevierd. Volk & Welt biedt zodoende een inzicht in transcontinentale en transnationale verwevenheden van de Zuid-Afrikaanse letterkunde in de tijd van de Koude Oorlog.

 

Verantwoording

Het onderzoek vond plaats in het kader van het project dat financieel mogelijk werd gemaakt door het National Science Centre Poland (NCN, 2019/33/B/HS2/0017). Mijn dank gaat uit naar twee anonieme reviewers die met hun opbouwend kritische opmerkingen geleid hebben tot een herschreven en hopelijk verbeterde versie. Ik dank ook Camiel Hamans voor zijn correcties. Dank hem kreeg de tekst zijn definitieve vorm.

 

Noten

1 Indien niet anders opgemerkt, zijn alle citaten uit het Duits door mij [P. Z.] vertaald. Signaturen van alle besproken leesrapporten werden direct in de tekst en niet in de bibliografie aangegeven. De afkorting "BArch" staat voor het Bundesarchiv in Berlin-Lichterfelde, "DLA" voor het Deutsches Literaturarchiv Marbach.
2 Beatrice Johnson was een Amerikaanse journaliste, correspondent van het blad Daily World in Oost-Berlijn. Andere leesrapporten over Zuid-Afrikaanse titels werden voor de reeks Seven Seas Books geschreven door onder meer een Britse journalist, John Peet (vanaf 1952 in de DDR), en een Amerikaanse collagekunstenaar, Oliver Harrington (vanaf 1961 als politieke vluchteling in Oost-Berlijn) (Klemm 72).

 

Bibliografie

Apter, Emily. Against World Literature. On the Politics of Untranslatability. Verso, 2013.         [ Links ]

Barck, Simone. "Die Anthologitis-ein Phänomen des Literaturbetriebes in der DDR." Literatur in der DDR im Spiegel ihrer Anthologien, gered. door Günter Häntzschel. Harrassowitz, 2005, pp. 1-14.         [ Links ]

Barck, Simone, Marina Langermann & Siegfried Lokatis (reds.). "Jedes Buch ein Abenteuer": Zensur-System und literarische Öffentlichkeiten in der DDR bis Ende der sechziger Jahre. Akademie, 1997.         [ Links ]

Bohne, Andreas. "Zum gegenseitigen Vorteil. Auftritte von Miriam Makeba in der DDR." Apartheid No! Facetten von Solidarität in der BRD und DDR, gered. door Andreas Bohne, Bernd Hüttner & Anja Schade. Rosa Luxemburg Stiftung, 2019, pp. 217-27.         [ Links ]

Brink, André P. "Gedankenreisen. Eine Einführung in das Werk von Wilma Stockenström" (Nawoord). Denn der siebte Sinn ist der Schlaf. Wilma Stockenström. Transl. Renate Stendal. Arche, 1987, pp. 195-200.         [ Links ]

Brohm, Holger. Koordinaten im Kopf. Gutachtenwesen und Literaturkritik in der DDR in den 1960er Jahren. Fallbeispiel Lyrik. Lukas, 2001.         [ Links ]

Brunner, Detlev. "DDR 'transnational'. Die 'internationale Solidarität' der DDR." Deutsche Geschichte transnational, gered. door Alexander Gallus, Axel Schildt & Detlef Siegfried. Wallstein, 2015, pp. 64-80.         [ Links ]

Burschell, Friedrich. "Weiß und schwarz." Neue Deutsche Hefte. Beiträge zur europäischen Gegenwart no. 3, 1956/57, pp. 496-7.         [ Links ]

Casanova, Pascale. La République mondiale des Lettres. Seuil, 1999.         [ Links ]

Cornwell, Gareth. "And a Threefold Cord: La Guma's neglected masterpiece?" Literator vol. 23, no. 3, 2002, pp. 63-80.         [ Links ]

Damrosch, David. What is World Literature. Princeton U P, 2003.         [ Links ]

Denning, Michael. Culture in the Age ofThree Worlds. Verso, 2004.         [ Links ]

Dimock, Wai Chee. Through Other Continents. American Literature Across Deep Time. Princeton U P, 2006.         [ Links ]

Eickmanns, Heinz. "Tussen formatie en ideologie. Parateksten bij DDR-anthologieën van Nederlandse literatuur." Internationale Neerlandistiek vol 57, no. 1, 2019, pp. 35-60. DOI: https://doi.org/10.5117/IN2019.L003.EICK.         [ Links ]

Engel, Ulf & Hans-Georg Schleicher. Die beiden deutschen Staaten in Afrika. Zwischen Konkurrenz und Koegistenz1949-1990. Institut für Afrika-Kunde im Verbund der Stiftung Deutsches Übersee-Institut, 1998.         [ Links ]

Gemert, Guillaume van. "Hoe Ondine met Brueghel van doen kreeg. De Duitse vertalingen van 'De Kapellekensbaan.'" Boel-vaar Poef no. 3, 2003, pp. 77-92.         [ Links ]

Gerlach, Carola. "Abschied von Europa? Frankophone Literatur aus Afrika." Fenster zur Welt. Eine Geschichte des DDR-Verlages Volk und Welt, gered. door Simone Barck & Siegfried Lokatis. Ch. Links, 2003, pp.157-61.         [ Links ]

Giovanopoulos, Anna-Christina. Die Amerikanische Literatur in der DDR: Die Institutionalisierung vom Sinn zwischen Affirmation und Subversion. Blaue Eule, 2000.         [ Links ]

Gogolin, Peter H. "Innenansichten eines Sklavenlebens" (ongepubliceerde typoscript). Norddeutscher Rundfunk. Funkhaus Hannover (Deutsches Literaturarchiv Marbach), 1987, pp. 1-6.         [ Links ]

Goßens, Peter. "'Erbkriege um Traumbesitz'. Voraussetzungen des Begriffes 'Weltliteratur' in der DDR." Weltliteratur in der DDR. Debatten-Rezeption-Kulturpolitik, gered. door Monika, Schmitz-Emans & Peter Goßens. Christian A. Bachmann, 2016, pp. 17-97.         [ Links ]

____________. "Konzepte der Weltliteratur." Handbuch Literatur & Transnationalität, gered. door Doerte Bischoff & Susanne Komfort -Hein. De Gruyter, 2019, pp.127-40        [ Links ]

Graeve, Wolf-Dieter. "Entwicklungspolitische Zusammenarbeit in der DDR." Entwicklungspolitische Zusammenarbeit in der Bundesrepublik Deutschland und in der DDR. Ed. Hans-Jörg Bücking. Duncker & Humblot 1998, pp. 81-93.         [ Links ]

Grave, Jaap. "Eva Schumann translates Theun de Vries in the GDR." Transfer of Dutch, Flemish and Scandinavian Literatures to Eastern Europe (1945-1990), gered. door Jaap Grave, Irina Michajlova. NIP, 2018, pp. 68-79.         [ Links ]

____________. "Gutachten in de DDR-Braet, Boon und Nooteboom anders gelezen." Tussen twee stoelen, tussen twee vuren. Nederlandse literatuur op wegnaar de buitenlandse lezer, gered. door Jaap Grave & Lut Missinne. Academia, 2018, pp. 57-73.         [ Links ]

____________. "The GDR and Dutch Literature." Transfer of Dutch, Flemish and Scandinavian Literatures to Eastern Europe (1945-1990), gered. door Jaap Grave & Irina Michajlova. NIP, 2018, pp. 7-18.         [ Links ]

____________. "Theun de Vries in Eastern Europe (1945-1990)." Transfer of Dutch, Flemish and Scandinavian Literatures to Eastern Europe (1945-1990), gered. door Jaap Grave & Irina Michajlova. NIP, 2018, pp. 65-7.         [ Links ]

Heym, Stefan. Nachruf. Fischer Taschenbuch, 1990.         [ Links ]

Helgesson, Stefan, Louise Bethlehem & Gül Bilge Han. "Cultural solidarities: apartheid and the anticolonial commons of world literature." Safundi. The Journal of South African and American Studies vol. 19, no. 3, 2018, pp. 260-8. DOI: https://doi.org/10.1080/17533171.2018.1482981.         [ Links ]

Jager, Benedict. Norsk litteratur bak muren. Publikasjons- og sensurhistorie fra DDR (1951-1990). Fakbokforlaget, 2014.         [ Links ]

Jany, Rebecca. Rewriting as Cultural Politics. The Role and Funktion of the Publisher Seven Seas. Grin, 2008.         [ Links ]

____________. "Seven Seas. Englische Taschenbücher für die Welt". Fenster zur Welt. Eine Geschichte des DDR-Verlages Volk und Welt, gered. door Simone Barck & Siegfried Lokatis. Ch. Links, 2005, pp. 344-46.         [ Links ]

Keel, Anna. "Drei Frauenbücher." Schweizerische Rundschau. Monatsschrift für Geistesleben und Kultur vol. 57, 1957/58, pp. 185-6.         [ Links ]

Kirsten, Jens. Lateinamerikanische Literatur in der DDR. Publikations- und Wirkungsgeschichte. Ch. Links, 2004.         [ Links ]

Klemm, Sibylle. Eine Amerikaner in Ostberlin. Edith Anderson und der andere deutsch-amerikanische Kulturaustausch. Transcript, 2015.         [ Links ]

Korte, Barbara, Sandra Schaur & Stefan Welz (reds.). Britische Literatur in der DDR. Königshausen & Neumann, 2008.         [ Links ]

Kreimeier, Klaus. "Der Freiheit ins Auge blicken." Westermanns Monatshefte no. 10, 1986, pp. 20-3.         [ Links ]

Lionett, Françoise & Shu-mei Shih. "Introduction. Thinking through the Minor, Transnationally." Minor Transnationalism, gered. door Françoise Lionett & Shu-mei Shih. Duke U P, 2005, pp. 1-23.         [ Links ]

Lokatis, Siegfried. "Die Hauptverwaltung Verlagswesen im Ministerium für Kultur und die Krise des Zensursystems 1955.         [ Links ]"

____________. "Jedes Buch ein Abenteuer": Zensur-System und literarische Öffentlichkeiten in der DDR bis Ende der sechziger Jahre, gered. door Simone Barck, Marina Langermann & Siegfried Lokatis. Akademie, 1997, pp. 48-60.         [ Links ]

____________. "Die Zensurpolitische Funktion der Anthologien im Verlag Volk & Welt. " Literatur in der DDR im Spiegel ihrer Anthologien, gered. door Günter Häntzschel. Harrassowitz, 2005, pp. 47-58.         [ Links ]

____________. "Ein Literarisches Quartett-Vier Hauptgutachter der Zensurbehörde." Fenster zur Welt. Eine Geschichte des DDR-Verlages Volk und Welt, gered. door Simone Barck & Siegfried Lokatis. Ch. Links, 2003, pp. 333-6.         [ Links ]

____________. "Nimm den Elefanten-Konturen einer Verlagsgeschichte." Fenster zur Welt. Eine Geschichte des DDR-Verlages Volk und Welt, gered. door Simone Barck & Siegfried Lokatis. Ch. Links, 2003, pp. 15-30.         [ Links ]

____________. Verantwortliche Redaktion. Zensurwerkstätten der DDR. Ernst Hauswedell & Ca. KG, 2019.         [ Links ]

McDonald, Peter D. The Literature Police. Apartheid Censorship and Its Cultural Consequences. Cambridge U P, 2009.         [ Links ]

Missine, Lut & Irina Michajlova. "Anne Frank in de DDR en Rusland." Internationale Neerlandistiek vol. 57, no. 1, 2019, pp. 11-34. DOI: https://doi.org/10.5117/IN2019.L001.GRAV.         [ Links ]

Moore, Nicole & Christina Spittel (reds.). Australian Literature in the German Democratic Republic. Reading through the Iron Curtain. Anthem, 2016.         [ Links ]

Müller, Horst F. "Literaturkolloquium 'Verantwortung für die Welt'." Zeitschrift für Deutschunterrich, vol. 28, 1975, pp. 514-6.         [ Links ]

Perry, Jos. Revolte is leven. Biografíe van Theun de Vries (1907-2005). Ambo, 2013.         [ Links ]

Petzinna, Berthold. "Todesglöckchen des bürgerlichen Subjekts-Joyce, Beckett, Eliot und Pound." Fenster zur Welt. Eine Geschichte des DDR-Verlages Volk und Welt, gered. door Simone Barck & Siegfried Lokatis. Ch. Links, 2003, pp. 188-92.         [ Links ]

Pöhls, Victoria. "Literatur und Zensur. Transnationale Implikationen." Handbuch Literatur & Transnationalität, gered. door Doerte Bischoff & Susanne Komfort-Hein. De Gruyter, 2019, pp. 228-42.         [ Links ]

Pratt, Mary Louise. Imperial Eyes. Travel Writing andTransculturation. Routledge, 1992.         [ Links ]

Schade, Anja. "Brüderliche Verbundenheit mit allen aufrechten Kämpfern. Die Solidarität der DDR mit dem südafrikanischen Befreiungskampf." Apartheid No! Facetten von Solidarität in der BRD und DDR, gered. door Andreas Bohne, Bernd Hüttner & Anja Schade. Rosa Luxemburg Stiftung, 2019, pp. 27-37.         [ Links ]

Schleicher, Ilona. "Elemente entwicklungspolitischer Zusammenarbeit in der Tätigkeit von FDGB und FDJ." Entwicklungspolitische Zusammenarbeit in der Bundesrepublik Deutschland und in der DDR, gered. door Hans-Jörg Bücking. Duncker & Humblot, 1998, pp. 111-37.         [ Links ]

____________. Zwischen Herzenswunsch und Kalkül. DDR-Solidarität mit dem Befreiungskampf im südlichen Afrika. Annäherungen an ein Erbe. Gesellschaftswissenschaftliches Forum, 1998.         [ Links ]

Schleicher, Ilona & Hans-Georg Schleicher. Die DDR im südlichen Afrika: Solidarität und Kalter Krieg. Institut für Afrika-Studien, 1997.         [ Links ]

Singh, Eric. "Sechaba-Zeitschrift des ANC printed in the GDR. Engagiert für Afrika. Die DDR und Afrika II, gered. door Ulrich van der Heyden, Ilona Schleicher & Hans-Georg Schleicher. LIT, 1994, pp. 129-140.         [ Links ]

Sokolov, Raymond A. "An Instant in the Wind. Review." New York Times. 27 feb. 1977, p. 12.         [ Links ]

Stachura, Natalia. Przestrzeñ intertekstualna i geohistoryczna w powiesciach André P. Brinka. Wydawnictwo Naukowe U Adam Mickiewicz, 2016.         [ Links ]

Thörn, Hakan. Anti-Apartheid and the Emergence of a Global Civil Society. Palgrave, 2006.         [ Links ]

____________. "The Meaning(s) of Solidarity: Narratives of Anti-Apartheid Activism.@ Journal of Southern African Studies vol. 35, no. 2, 2009, pp. 417-36.         [ Links ]

Tschörtner, H. D. 40 Jahre internationale Literatur. Bibliographie 1947-1986. Volk & Welt, 1987.         [ Links ]

____________. "Die Spektrum-Reihe des Verlages Volk und Welt." Marginalien. Zeitschrift für Buchkunst und Bibliophilie vol 51, 1973, pp. 55-60        [ Links ]

Van der Heyden, Ulrich. GDR Development Policy in Africa. Doctrine and Strategies between Illusions and Reality. LIT, 2013.         [ Links ]

____________. Zwischen Solidarität und Wirtschaftsinteressen. Die "gemeimen" Beziehungen der DDR zum südafrikanischen Apartheidregime. LIT, 2005.         [ Links ]

Van der Heyden, Ulrich & Anja Schade. "GDR Solidarity with the ANC of South Africa." Southern African Liberation Movements and the Global Cold War 'East'. Transnational Activism 1960-1990, gered. door Lena Dallywater, Chris Saunders & Helder Adegar Fonseca. De Gruyter, 2019, pp. 77-102.         [ Links ]

Van der Vlies, Andrew. "Outside the Nation(al): 'South African' Print Book Cultures, and Global 'text-scapes'." Books Without Borders. Volume 1. The Cross-National Dimension in Print Cultural, gered. door Robert Fraser & Mary Hammond, Palgrave, 2008, pp. 173-85.         [ Links ]

Vandervoorde, Hans. "'Drei Braets und wat Anmerkungen'. Over de dichter, vertaler en bemiddelaar Marc Braet en de Duitse Demokratische Republiek." Internationale Neerlandistiek vol. 57, no. 1, 2019, pp. 61-79. DOI: https://doi.org/10.5117/IN2019.1.004.VAND.         [ Links ]

Viljoen, Louise. "Die rol van Nederland in die transnasionale beweging van enkele Afrikaanse skrywers." Internationale Neerlan-distiek vol. 52, no. 1, pp. 3-26. DOI: https://doi.org/10.5117/IN2014.1.VILJ.         [ Links ]

 

 

Submitted: 13 May 2020
Accepted: 9 September 2020
Published: 9 October 2020

Creative Commons License Todo el contenido de esta revista, excepto dónde está identificado, está bajo una Licencia Creative Commons