SciELO - Scientific Electronic Library Online

 
vol.50 número1Wopko Jensma and his quest for a new (South) African identityNature and (writing) being: Petra Müller's narrative art within the model of literature as cultural ecology índice de autoresíndice de materiabúsqueda de artículos
Home Pagelista alfabética de revistas  

Servicios Personalizados

Articulo

Indicadores

Links relacionados

  • En proceso de indezaciónCitado por Google
  • En proceso de indezaciónSimilares en Google

Compartir


Tydskrif vir Letterkunde

versión On-line ISSN 2309-9070
versión impresa ISSN 0041-476X

Tydskr. letterkd. vol.50 no.1 Pretoria ene. 2013

 

Beloken blikvelden in de Lage Landen: Eenentwintigste-eeuwse receptie van Nederlandse vertalingen van Afrikaanse poëzie

 

Enclosed views in the Low Countries: The Critical Response in the Twenty First Century to Afrikaans poetry in Dutch Translation

 

 

Yves T'Sjoen

Yves T'Sjoen is als hoofddocent verbonden aan de Vakgroep Letterkunde (Afdeling Nederlands) van de Universiteit Gent en als buitengewoon hoogleraar aan het Departement Afrikaans en Nederlands, Universiteit van Stellenbosch. Hij is gespecialiseerd in moderne editiewetenschap en moderne poëziestudie (interbellum en naoorlogse Nederlandstalige poëzie). Daarnaast doceert hij de literatuur van het Afrikaans aan de UGent. E-mail: Yves.TSjoen@UGent.be

 

 


ABSTRACT

The South African poets Ingrid Jonker, Antjie Krog and Ronelda S. Kamfer are part of the literary system of the Low Countries. Their introduction in the Netherlands and Flanders was accomplished by translations into Dutch. An analysis of the role and the image-building of foreign literature in the Dutch-speaking world is important for (the study of) literary historiography. The presence and the reception of the three selected South African poets and their works are documented in this paper. Critics are not only interested in the literary production of national authors but also in the poetry of foreign writers (mainly available through translations). In this way, poets and their works start functioning in the literary poly-system of the Netherlands and Flanders. The manner in which images are created tells us something about the presence of Jonker, Krog and Kamfer in contemporary Dutch literature. Not only are the reactions of readers (or critics) fundamental to the study of literary reception, the way in which these writers and their poetry have gained particular positions in the literary system should also be part of the research. Revealing questions deal with the role played by intermediaries, the selection criteria for poems in anthologies, translation strategies, the promotion by commercial publishers. Foreign literature is interwoven with the poetical discourses of a national literary system. In this respect, the translated poetry by the three selected South African (Afrikaans writing) female authors is part of the borderless (Dutch) literature.

Keywords: Afrikaans poetry, Dutch translation, institutional research, literary critcism.


 

 

Naar een internationaal georiënteerde literatuurgeschiedschrijving

Sinds enkele jaren wordt in de letterkundige neerlandistiek gepleit voor een ruimer opgevat receptie-onderzoek ten behoeve van de literaire historiografie. In september 2006 stelde de redactie van het themanummer 'Het buitenland bekeken' van Nederlandse Letterkunde dat weinig aandacht bestaat voor "de presentie en receptie van buitenlandse literatuur binnen het Nederlandse taalgebied" (Andringa, Levie en Sanders 197). Via de transmissie van vertalingen circuleren buitenlandse teksten en auteurs in een nationaal literair systeem. Vertalingen leiden niet alleen tot additionele materiële productie van bronteksten die in andere circuits functioneren. Ze zijn tegelijk recipiërende fenomenen, door Felix Vodièka in Die Struktur der literarischen Entwicklung (1975) "concretisaties" van literaire werken genoemd, die een geheel eigen rol vervullen in de literatuur van een taalgebied. Andringa, Levie en Sanders stellen dat in literaire overzichtswerken weinig systematische aandacht is "voor de verwevenheid van de Nederlandse en buitenlandse literatuur" Zij bepleiten daarom het "onderzoek naar receptiepatronen en vertalingen" (198).

Dit voorstel voor een "meer internationaal literairhistorisch onderzoeksperspectief" gaat uit van een integratie van drie onderzoeksdisciplines: receptie-onderzoek, comparatistiek en vertaalwetenschap (Andringa, Levie en Sanders 199). Alleen op die manier kan "de internationale dynamiek van de Nederlandse literatuur zichtbaar [worden gemaakt]". Voor deze bijdrage over de aanwezigheid van drie Zuid-Afrikaanse auteurs in de Nederlandse literatuur is geopteerd voor een "historisch-documentair onderzoek naar de receptie van literaire teksten in de Nederlandse kritiek". De concrete gevalstudies laten zien hoe het werk van Ingrid Jonker (1933-65), Antjie Krog (1952) en Ronelda S. Kamfer (1981), via vertalingen, een 'entree' maakte in het Nederlandse literaire circuit en is gepercipieerd (of gepresenteerd) door de Nederlandse (en Vlaamse) poëziekritiek. Deze drie vrouwelijke actoren, wier poëziedebuut moet worden gesitueerd in 1956 (Jonker), 1970 (Krog) en 2008 (Kamfer) en die op basis van hun geboortejaar behoren tot drie verschillende perioden in de naoorlogse Afrikaanse literatuur van Zuid-Afrika (voor Jonker en Krog, zie Kannemeyer), spelen elk een rol in het Nederlandse literaire systeem. Deze auteurs zijn door hun aanwezigheid in de literaire productie in Nederland betrokken geraakt in het poëticale discours van het laatste decennium van de twintigste eeuw en het begin van het derde millennium.

In het themanummer van Nederlandse Letterkunde wordt verduidelijkt dat de klassieke Duitse receptie-esthetica van Hans-Robert Jauss, zoals gepresenteerd in Literaturgeschichte als Provokation (1970), uitsluitend inzette op esthetica en literaire teksten. Het begrip 'verwachtingshorizon' stond voor "de op verworven culturele kennis en conventies berustende verwachtingen die de reacties op nieuwe productie sturen" (Andringa, Levie en Sanders 202). In het geval van de reacties van Nederlandse (en Vlaamse) recipiënten op vertaalde teksten van Jonker, Krog en Kamfer hebben dergelijke vooronderstellingen ongetwijfeld een bepalende rol gespeeld. Vrijwel alle voor deze paper verzamelde recensies vatten aan met een uiteenzetting over extraliteraire factoren (politieke omstandigheden, culturele context, etnische achtergrond, taalgerelateerde gegevens). Esthetische aspecten en poëticale opvattingen worden op een secundair plan besproken. Het (post)apartheidsysteem heeft zondermeer de presentie van deze auteurs en het nationale literaire circuit van Zuid-Afrika bepaald. Tijdens de apartheidperiode (1948-94) en daarna maken de actoren deel uit van een maatschappelijk, linguïstisch en cultuurpolitiek complex dat op velerlei manieren bepalend is voor het literaire werk dat zij produceren. Gezien deze contextuele data, die per definitie anders zijn dan in de contemporaine Nederlandse publieke ruimte, spreekt het voor zich dat vanuit receptieoogpunt in het Nederlandse taalgebied sterk is gefocust op het socio-politieke complex waarin (buitenlandse) actoren functioneren. De sociologische benadering, die door Pierre Bourdieu is ontwikkeld in de veldtheorie, heeft voor een verruiming van de receptiestudie gezorgd. Literaire producten "[zijn] afhankelijk [...] van of [zijn] zelfs instrument [...] voor sociale krachten als sociaal prestige, macht en onderscheidingsdrang" (Andringa, Levie en Sanders 202). Literatuur is, samengevat, "een dynamisch systeem van actoren, instituties en sociaal-culturele factoren" (203).

In de casussen van deze bijdrage wordt kortom ook aandacht besteed aan de rol die uitgeverijen en intermediairs (zoals in het geval van Ronelda Kamfer Antjie Krog en Alfred Schaffer) spelen in de wijze waarop en de mate waarin buitenlandse schrijvers deel uitmaken van het Nederlandse literaire poly-systeem. De bevindingen van de gepresenteerde deelonderzoeken verdienen vanzelfsprekend verdere exploratie. De verkennende studies willen vooral van "historisch-documentaire" aard zijn en een beeld construeren waaruit blijkt hoe het vertaalde literaire werk door de Nederlandse (en Vlaamse) kritiek is gerecipieerd. In hoeverre deze recent (her)-uitgegeven Afrikaanse poëzie ook effectief verweven is geraakt in het Nederlandse literaire veld en het actuele poëticale discours verdient meer specifieke studie. Comparatistische en vertaalwetenschappelijke exploratie dringt zich op voor een breder en internationaal georiënteerd literatuuronderzoek.

Ter afronding van deze methodologische en theoretische fundering voor de gevoerde documentaire receptiestudie citeer ik nieuwe vragen die door een op buitenlandse literatuur gefixeerd onderzoeksperspectief worden geïmpliceerd.

Voor het onderzoek naar de receptie van buitenlandse literatuur is een centrale vraag hoe buitenlandse werken en oeuvres doordringen in de repertoires van nationale circuits en of en hoe zij zich vermengen met dan wel gescheiden blijven van de nationale productie. Wanneer en op wat voor manier gaan zij bijvoorbeeld als referentiepunten in het nationale discours functioneren? Worden zij verwerkt in nieuwe nationale creaties? Volgens welke waardecriteria worden zij beoordeeld, leiden zij tot herziening van de waardenhiërarchie en is er daarbij verschil met de nationale productie? Welke rol speelt het vertalen en het daarbij betrokken circuit van vertalers en uitgevers? Welke circuits zijn het überhaupt die buitenlands werk introduceren? Gaat de aandacht voor buitenlands werk vóór in het ontstaan van interesses of is ze er juist een gevolg van? (Andringa, Levie en Sanders 206).

Niet alleen de receptiegeschiedenis van literaire werken en auteurs wordt op grond van bovenstaande onderzoeksvragen zichtbaar. Ook "het nationale discours" en het poly-systeem dat op buitenlands werk reageert worden scherper belicht. Voor mijn bijdrage heb ik vooral de introductie (de 'entree' via vertalingen en de ontvangst door hedendaagse literaire critici in het Nederlandse taalgebied) van drie Zuid-Afrikaanse dichters bekeken en gepeild naar de wijze waarop literatuurbeschouwers in Nederland en Vlaanderen aandacht hebben besteed aan het dichtwerk. Niet zozeer de gebruikte vertaalstrategieën, de selectiecriteria bij de samenstelling van bloemlezingen (Jonker en Krog), de vertalerspoëtica of de wijze waarop poëzie van ge- canoniseerde dichters als Ingrid Jonker of Antjie Krog geleidelijk doordringt in het strategisch repertoire van critici of het repertoire van het Nederlandse literaire circuit hebben me bezig gehouden. De andere vragen die in het citaat worden geformuleerd, verdienen vanzelfsprekend meer aandacht. Vanuit het opzicht van de vragenlijst zijn de drie gevalstudies van mijn paper aanzetten om te verduidelijken dat Ingrid Jonker, Antjie Krog en Ronelda S. Kamfer via vergelijkbare én uiteenlopende strategieën deel (zijn) gaan uitmaken van de Nederlandse literatuur. De uitspraak heeft, zoals blijkt uit de toelichting van het onderzoeksperspectief, niets van doen met een misplaatste postkoloniale of imperiale houding die ten grondslag aan dit artikel zou liggen.

 

Casus 1: Ingrid Jonker

De reductie van poëzie. Aanzet vooreen receptieverkenningvan Ingrid Jonkers vertaalde poëzie in Nederlanden Vlaanderen (2000/2011)

Maart 2000 verscheen in het fonds van de Amsterdamse uitgeverij Podium een tweetalige anthologie met gedichten van Ingrid Jonker. Vijfendertig jaar na de dood van Jonker selecteerde en vertaalde de toenmalige Dichter des Vaderlands Gerrit Komrij 59 gedichten uit de bundels Ontvlugting (1956), Rook en oker (1963) en Kantelson (1966).1 Henk van Woerden schreef onder de titel "De dag kent een smalle schaduw" een uitvoerige monografie over leven en werk van Ingrid Jonker. Die tekst is in de verzameling Ik herhaalje als nawoord opgenomen.

Het volgende decennium is de bloemlezing enkele keren herdrukt. In 2011, ter gelegenheid van de release van Black Butterflies (de verfilming van Jonkers leven in een regie van Paula van der Oest en met in de hoofdrollen Carice van Houten en Rutger Hauer), heeft Podium een nieuwe herdruk van Ik herhaalje op de markt gebracht. Hoewel in de fondscatalogus sprake is van "een nieuwe editie", zelfs meer specifiek van een "filmeditie", betreft het hier dezelfde bloemlezing van Komrij. Het buikbandje dat aan de boekuitgave is bevestigd, expliciteert de cinematografische aanleiding voor de heruitgave: "De poëzie van Ingrid Jonker, plus haar levensverhaal, verfilmd in BLACK BUTTERFLIES met CARICE VAN HOUTEN". Het als "filmeditie" in de markt zetten van een vertaalde bloemlezing, is uiteraard niets anders dan een commerciële strategie. Een vergelijkende lectuur van de advertentie op de website van de internetboekhandel bruna.nl (maart 2000 en februari 2011) laat zien dat het inderdaad over een niet herziene druk gaat. Zelfs de Biblion recensie van Cees van der Pluijm is onverkort overgenomen, met enkel een korte aanvullende zin waarin op de recente verfilming wordt gewezen.

Zowel de expliciete referentie aan Black Butterflies als de kritieken naar aanleiding van Ik herhaalje ondersteunen de visie dat Jonkers poëzie in het Nederlandse taalgebied vrijwel uitsluitend biografisch is gelezen. Ook de persreacties op de eerste druk van Komrij's Nederlandse vertaling van Jonker zetten in op de persona pratica (en dus niet op de persona poetica). De documentaire van Saskia van Schaik, Korreltjie niks is my dood (2001), bekroond met de Zilveren Roos op het filmfestival van Montreux, heeft daartoe ongetwijfeld bijgedragen (Glorie "Ingrid Jonker"). De eenzijdige fixatie op de persoon verhindert ook nu, met Black Butterflies, het zicht op de literaire productie.

Empirisch receptieoverzicht

Ik presenteer enkele exemplarische zinnen uit het beperkte corpus met recensies van Komrij's vertaling. "Jonkers belang ligt in de eigen, gevoelige toon van haar verzen, in de verbinding van haar tragische leven en haar werk, in het streven poëzie te schrijven die echt Zuid-Afrikaans is en iets meedeelt van de meerwaarde van land, cultuur en natuur, en in haar verzet tegen racisme en conservatisme. Haar werk en haar zelfmoord komen zo op één lijn te liggen." (Van der Pluijm). "Een vroege, dramatische dood werkt de mythevorming onvermijdelijk in de hand. Bij Ingrid Jonker was dat niet anders. Bovendien beantwoordde haar korte leven helemaal aan het romantische cliché van de gekwelde dichter" (Teeuwen "Natuurtalent"). "[...] [I]n de gedichten van Ingrid Jonker [zitten] de poëzie en het leven elkaar zo dicht op de huid [...], dat het bijna onfatsoenlijk is om er als lezer getuige van te zijn" (Demets). En toegegeven: ook in mijn bespreking van Ik herhaal je (2000) heb ik Jonkers dichtwerk weinig kritisch en toch overwegend biografisch gelezen vanuit de door Van Woerden geconstrueerde levensgeschiedenis (T'Sjoen "Mythe").

Een vergelijkbare biografische lectuur treffen we aan in het veel geciteerde en voor een Nederlands publiek bestemd panorama van de Zuid-Afrikaanse literatuur in Skrywers in die strydperk. Krachtlijnen in de Zuid-Afrikaanse letterkunde (2005). In deel I.3 ('De Afrikaanse literatuur'), nog vóór een bundeltitel van Jonker wordt geciteerd, merken Eep Francken en Luc Renders op: "Haar [Jonkers] 'spannende' leven in de modieus-culturele scene van het moderne Zuid-Afrika, haar relaties met beroemde schrijvers, de gespannen verhouding met haar vader-een bekende conservatieve schrijver en politicus-en haar vroege, zelfgekozen dood trokken de belangstelling" (Francken en Renders 70-71). Al moet ik toevoegen dat beide auteurs in hun portrettering ook aandacht hebben voor meer verstechnische, specifiek thematische en beeldende aspecten van Jonkers poëzie. Door in hun openingsregel Jonker neer te zetten als "de Jacques Perk van de Zestigers" (Francken en Renders 70), wellicht bij wijze van literatuurhistorisch oriëntatiepunt voor de onwetende belangstellende in Nederland en Vlaanderen, hebben zij het maatschappijkritische en experimentele karakter van Jonkers dichtkunst ondergeschikt gemaakt aan wat Ludo Teeuwen "het romantische cliché van de gekwelde dichter" noemt. Legio zijn de beschouwingen over Jonker waarin verwijzingen naar andere vroeg gestorven dichters zoals Jotie T'Hooft (1956-77) en Sylvia Plath (1932-63) voorkomen (Demets). Zoals bekend overleed Perk (1859-81) aan een longziekte.

Henk van Woerdens monografie van Ingrid Jonker wordt in de boekrecensies steeds geroemd ("Vooral de lezer die nog niet vertrouwd is met het werk van Ingrid Jonker zal de combinatie van de gedichten met de indringende levensschets zeker op prijs stellen", Teeuwen). Het sturende effect van het nawoord is opspoorbaar in alle verzamelde besprekingen. Op Komrij's vertaalwerk en diens keuze van de gedichten- Komrij selecteerde iets meer dan de helft van Jonkers gebundelde gedichten-wordt dan weer minimaal ingegaan. Ludo Teeuwen heeft in het Nederlandse tijdschrift Filter enkele pagina's gewijd aan Komrij's vertaalkeuzes, nadat hij eerder in De Standaard de optie voor een simultaan tweetalige editie had betreurd. De vertaling wordt in de Nederlandse literatuurkritiek hoogstens-en met een nietszeggende dooddoener-getypeerd als "meesterlijk" en de selectie als "representatief". Jonkers bundelcomposities of de gebruikte verstechnische procedés komen daarbij niet aan bod. Er wordt daarentegen in de besprekingen vooral ingezet op (existentiële) thema's en motieven (de zee, de liefde en het kind, het moederschap, de vergankelijkheid en de dood) die vervolgens in een biografisch referentiekader-met behulp van Van Woerdens biografische relaas-worden gesitueerd.

Naar een werkimmanente benadering

Gezien de veelzijdigheid van Ingrid Jonkers dichterschap, met een literaire productie waarvan de publicatie net in één decennium is gerealiseerd, alsook rekening houdend met de impact op werk van nogal wat Afrikaanse dichters die na haar zijn gekomen, is het merkwaardig te noemen dat in Nederland en Vlaanderen de teksten zelf nauwelijks aandacht hebben gekregen. Een bio- en bibliografisch lemma met kritische beschouwing van Jonkers werk, zoals van Van Zuydam in Perspektief en profiel, is in ons taalgebied blijkbaar aan de aandacht ontsnapt. De beeldvorming van Jonker in de contextualiserende bijdrage van Van Woerden heeft de poëzie een eendimensionale (autobiografische) lading gegeven. Elke beschouwing die voor dit beperkte onderzoek kon worden getraceerd, bevat overwegend cultuurgerelateerde, politiek-historische en anekdotische realia die als een fuik fungeren voor een lezing van de gedichten. Black Butterflies, met het gedramatiseerde leven van Ingrid en Abraham Jonker, zal geen verandering brengen in die reductionistische zienswijze. Ik kan me op basis van de bibliografie bij Van Zuydams lemma niet van de indruk ontdoen dat het beeld van Jonkers poëzie vanuit het perspectief van de Afrikaanse letterkunde breder en gevarieerder is dan wat het Nederlandse publiek via fondscatalogi, kritieken en filmbesprekingen te lezen krijgt.

Het plan dat ik jaren geleden op een congres in Stellenbosch (september 2006) formuleerde om samen met Zuid-Afrikaanse editeurs een wetenschappelijke editie van Jonkers poëzie te bezorgen, moet misschien worden gerealiseerd. Jonkers Versamelde werke (1975), uitgegeven tien jaar na de dood van de schrijfster, is een publicatie die tot stand is gekomen door toedoen van vrienden en familie (Van Coller en Teise 65-66). De eerste druk is door Jack Cope samengesteld, de tweede (vermeerderde en herziene) uitgave is geredigeerd door Abraham H. de Vries (1983) en de derde herziene uitgave is bezorgd door Anna Jonker (1994). Een wetenschappelijke uitgave met de meer dan honderd gebundelde gedichten en het (verspreide) jeugdwerk zou ik in elk geval niét voorzien van een biografisch nawoord. Hoe interessant, empathisch en lezenswaardig de tekst van Henk van Woerden ook is, het sturende effect kan op basis van mijn lectuur van enkele kritieken niet worden ontkend. Het nawoord is vooral een obstakel gebleken voor een bredere kijk op Jonkers literaire teksten. Met die bredere kijk doel ik onder meer op een werkimmanente benadering van de gedichten. "[S]uggesties van kinderrijm, beeldspraak en klank- en woordherhalingen", schrijven Francken en Renders, zijn specifieke eigenaardigheden van Jonkers literaire idioom. En zij besluiten: "Doordat zij [Jonker] zoveel mogelijk afziet van leestekens grijpt zij alle kansen op dubbelzinnigheid aan en voert zo de spanning op" (Francken en Renders 72). Ik wil deze typering graag aannemen, maar hoe werken die "dubbelzinnigheid" en spanningsopbouw precies? In een gedetailleerde tekstanalyse wil ik dat aangetoond zien. Waarom de vertaling vanuit een Nederlands perspectief "meesterlijk" mag heten of Jonkers poëzie zo "prachtig" is en invloedrijk was (Teeuwen), zijn vragen die vooralsnog onbeantwoord blijven.

 

Casus 2: Antjie Krog

Engagement en poëzie van Antjie Krog. De ambivalente positie van een persona poetica/ pratica in Nederland

In het artikel 'Gerrit Komrij en de Zuid-Afrikanen' presenteert Ingrid Glorie een beeld van de ontvangst van Komrij's in 1999 bij Bert Bakker verschenen bloemlezing De Afrikaanse poëzie in 1000 en enige gedichten in Nederland en Zuid-Afrika (Glorie "Gerrit Komrij"). Een van de bevindingen is dat Nederlandse recensenten (Rob Schouten en Michaël Zeeman worden bij naam genoemd) "als de naïeve Nederlandse lezer [poseren] die met een minieme voorkennis aan het boek begint". Glorie voegt eraan toe dat recensies in Vrij Nederland en de Volkskrant "tot grote verontwaardiging" in Zuid-Afrika hebben geleid. De depreciatie is terug te voeren op zowel een "essentialistische" benadering ("hun uitspraken gelden niet de-Afrikaanse-poëzie-volgens-Komrij, maar de Afrikaanse poëzie") als "een onbedoelde, naïeve vorm van cultuurimperialisme". Beide critici hebben geoordeeld dat de Afrikaanse poëzie overwegend uit "anekdotische poëzie [...] [en] speels gebruiksrijm " (Zeeman 2002) bestaat alsook, wat de negentiende-eeuwse poëzieproductie betreft, "manmoedige, stichtelijke of koddige verzen zonder veel filosofische diepgang" (Schouten "Die aarde"). Als enige lichtpunten in de late twintigste-eeuwse poëzie vermeldt Schouten Daniel Hugo en Antjie Krog, Zeeman noemt uitsluitend Elisabeth Eybers. Glorie merkt op dat Michaël Zeeman Antjie Krog pas later is gaan beschouwen "als één van zijn grote literaire heldinnen" (vgl. Zeeman "Lief").

In het Afrikaanse literaire systeem bekleedt de poëzie van Antjie Krog (Kroonstad, 1952) een prominente plaats. De canonieke status die haar werk wordt toegeschreven, blijkt onder meer uit boekbesprekingen in Afrikaanstalige (gedrukte en digitale) periodieken ("Antjie Krog") en de academische aandacht voor het oeuvre (o.a. De Wet, Gouws, Taljard, Van Niekerk, Van Zyl en Viljoen). Ook in het Nederlandse literaire circuit wordt het dichtwerk van Krog hoog aangeschreven. Indien we het begrip 'receptie' in enge zin opvatten en beschouwen als 'weerklank in de kritiek' (audience-oriented criticism of reader-response criticism, Van Gorp et al.), dan blijkt deze schrijfster toch vooral een publieke figuur en minder een literaire persoonlijkheid. Het speurwerk voor dit receptieonderzoek heeft een beperkt tekstencorpus opgeleverd. Dat is gezien de internationale statuur van Krog merkwaardig te noemen.

Nederlandse vertalingen

Ik beperk me voor het receptieonderzoek tot het Nederlandse taalgebied. Robert Dorsman heeft behalve de prozateksten De kleur van je hart (2000, i.s.m. Ed van Eeden en met een voorwoord van Adriaan van Dis; Country of My Skull, 1998), Relaas van een moord (2003; Relaas van 'n moord, 2003), Een andere tongval (2009; A Change of Tongue, 2003) en Niets liever dan zwart (2010; Beggingto Be Black, 2010) zes dichtbundels van Krog vertaald: Kleur komt nooit alleen (2002; Kleur kom nooit alleen nie, 2000),2 Liederen van de blauwkraanvogel (2005; Met woorde soos met kerse, 2002), Wat de sterren zeggen (2004; Nederlandstalige compilatiebundel), Lijfkreet (2006, i.s.m. Jan van der Haar; Verweerskrif, 2006) en Hoe zegje dat (2009, i.s.m. Jan van der Haar; Nederlandstalige compilatiebundel).

Antjie Krogs introductie in de Nederlandse poëzie is begeleid door de selectie die Dorsman, overigens in overleg met Krog, uit de verzamelde poëzie heeft gemaakt. Volgens de opgenomen bibliografie omvat de verzameling Om te kan asemhaal (1999) gedichten uit het Jaarblad van die Kroonstadse Hoërskool, Dogter van Jefta, Januarie-suite, Beminde Antartika, Mannin, Otters in bronslaai, Jerusalemgangers, Lady Anne en Gedigte 1989-1995. De bloemlezing bevat de eerste vertalingen die Robert Dorsman van Krogs poëzie produceerde. Diens poëticaal of thematisch niet geëxpliciteerde greep uit de bundels is uitgegeven vóór Kleur komt nooit alleen en kreeg in de Nederlandse kritiek beperkte aandacht. Robert Dorsman heeft een korte impressionistische bijdrage over Krogs optreden op de Nacht van de Poëzie in 1999 gepubliceerd op LitNet (Dorsman "La Krog") waarin het enthousiasme en de aandacht voor haar performance worden beschreven.

Het vroege werk van Antjie Krog is in de door Dorsman samengestelde anthologie voor een Nederlands publiek eerst selectief beschikbaar gesteld. Hetjongste dichtwerk (sinds Kleur kom nooit alleen nie, 2000) is daarentegen vrijwel integraal toegankelijk in de Nederlandse vertaling van Dorsman. Ook over de bundels die het afgelopen decennium voor het Nederlandse literaire systeem zijn vertaald, hebben relatief weinig Nederlandse (en Vlaamse) critici zich uitgesproken.3

Persona pratica: performer en opinion-maker

Krog geniet voor het Nederlandse publiek meer bekendheid als maatschappijkritische opiniemaker (en performer) dan als schrijver van dichtbundels. Het is geen toeval dat ook in literatuurkritieken herhaaldelijk wordt verwezen naar haar betrokkenheid bij de Waarheids- en Verzoeningscommissie als verslaggever (1996-98) en de politieke taalideologie die zij zowel in haar oeuvre als in (vele) interviews in Nederlandse kranten en in televisie- en radioprogramma's expliciteert (Teeuwen "Mijn Afrikaans", Menkveld).

Indien we de term 'receptie' in een ruime zin opvatten, en ook de literaire performances, de aanwezigheid in een uitgeversfonds (Podium, Amsterdam) en de netwerken en internationale contacten meerekenen, dan kunnen we van een prominente presentie in de Lage Landen spreken. In het lemma dat aan Krog is gewijd op LitNet, worden de gezamenlijke optredens met Tom Lanoye vermeld (Geletterde mensen (2006) en Saint Amour (2010) in een organisatie van Behoud de Begeerte). Haar optredens op de Nacht van de Poëzie (Dorsman "La Krog") en tijdens het Wintertuinfestival (november 2008) kunnen worden genoemd. In de pers is daarnaast aandacht voor Krogs politieke uitspraken in de postapartheid-periode (Van der Heide). Het dichtwerk wordt uitgegeven en gepromoot door het bescheiden Podium-relatief bescheiden in het Nederlandse uitgeverslandschap-en de keuze voor Krog als eerste Zuid-Afrikaanse auteur van een Gedichtendagbundel, ter gelegenheid van het tienjarige bestaan van de Gedichtendag van Poetry International (Waar ik jou word, i.s.m. Jan van der Haar, 2009), wijst op een institutionele verankering in het literaire systeem van Nederland. Op poëziesites en weblogs in Nederland en Vlaanderen is bericht over de ook in Zuid-Afrika druk besproken plagiaataffaire (De Papieren Man en De Contrabas). In Vlaanderen trad Krog voor het eerst op het voorplan met haar rubriek 'Brief uit Kaapstad', die op vraag van hoofdredacteur Herman de Coninck in het Nieuw Wereldtijdschrift (1997) is gepubliceerd en later verwerkt in Country of My Skull (1998). Over haar poëzie in vertaling mag dan niet veelvuldig zijn bericht, Krogs aanwezigheid op podia en haar politieke standpunten halen wel vlot de media. Blijkbaar deert die geringe aandacht in de literatuurkritiek niet. Robert Dorsman ("E-mail") wist te melden dat de vertaalde bundels vlot over de toonbank gaan.

Empirisch receptieonderzoek

Erica Jong heeft op de geesteswetenschappelijke webstek LitNet, ter gelegenheid van de uitgave van Om te kan asemhaal, een van de meest uitvoerige beschouwingen over Krogs poëzie online geplaatst. Naast een interview door Arjen Fortuin heeft ook Arie van den Berg een recensie in NRC Handelsblad'gepubliceerd (28 januari 2009). Méér reacties op de bloemlezing zijn me trouwens niet bekend. In Jongs bijdrage wordt de positie van Antjie Krog in Nederland als volgt belicht:

Krog is geen volslagen onbekende in Nederland. In 1977 ontving ze de Reina Prinsen-Geerligsprijs voor Mannin en Beminde Antarktika. In 1992 was ze te gast bij Poetry International, en in 1998 gastschrijver van het Nederlands Architectuurinstituut en Poetry samen. Haar gedichten verschenen in De tweede ronde en Tirade, en ze schreef columns en artikelen in het Nieuw Wereldtijdschrift, de NRC en Trouw. Op 20 maart 1999 trad ze op tijdens de Utrechtse Nacht van de poëzie, na Elisabeth Eybers (1990) en Breytenbach (1996) (Jong).

Verder wijst Jong terloops op affiniteit met het werk van Hugo Claus en Lucebert.4 Het spreekt voor zich dat deze tentatieve uitspraken over literaire verwantschap vanuit het perspectief van het intertekstualiteits- en invloedenonderzoek aandacht vragen.

Eén jaar na de verzamelbundel Om te kan asemhaal is Kleur komt nooit alleen-twee jaar na de uitgave van de Afrikaanse editie-niet onverdeeld gunstig onthaald in Nederland. In de door mij getraceerde besprekingen is vooral de ideologische dimensie van het dichtwerk in de verf gezet ("overwegend politiek geëngageerde poëzie"; Koefoed). Op de website De Recensent doet Milla van der Have afbreuk aan de Nederlandse vertaling van Dorsman en, naar analogie met Ludo Teeuwens kritiek op Gerrit Komrij's tweetalige editie Ik herhaal je (Teeuwen "Natuurtalent"), op de bilinguale opzet van de tekstuitgave. Het is een kritische stellingname die je in besprekingen van uit het Afrikaans vertaalde poëzie wel vaker tegenkomt. Volgens Van der Have misloopt de Nederlandse lezer "dat prachtige en veel poëtischer Afrikaans". Ook Jan Deloof heeft in Ons Erfdeel het taalverlies bij de vertaling aangekaart: "Die getrouwe Nederlandse vertaling bewijst weliswaar goede diensten bij het exploreren van de gedichten in het Afrikaans, maar is hopelijk niet bedoeld als een poëtische tegenhanger. Daarvoor verliest dit Nederlands, met al zijn doffe lettergrepen en hier en daar uitgesponnen omschrijvingen, te veel aan gebaldheid en trefkracht" (Deloof). Afgezien van deze taalkundige oprispingen loven beide recensenten Krogs "meester[schap] van de taal" (Van der Have) en de "flitsende, veel verzwijgende notities" (Deloof).

De volgende vertalingen, Liederen van de blauwkraanvogel, Wat de sterren zeggen en Lijfkreet, zijn nauwelijks besproken in de Nederlandse dag- en weekbladkritiek en op poëziesites. Naast een bespreking van Rob Schouten voor Vrij Nederland en Ena Jansen in Trouw heeft Ludo Teeuwen aan Liederen van de blauwkraanvogel een bijdrage gewijd in De Standaard. In een dubbelrecensie van Krogs bundel en Riana Scheepers' Met de taal van karmozijn (2004; Met die taal van karmosyn, vert. Jooris van Hulle) merkt hij op dat Antjie Krog "een van de veelzijdigste Zuid-Afrikaanse schrijfsters" is, onder meer omdat zij in de bundel "de wereld van de magie [van de Bosjesmannen, yt]" weet op te roepen "en wat nazindert, is het kloppende hart van de natuur" (Teeuwen "Woorden"). In zijn beoordeling van Wat de sterren zeggen, een tweetalige editie (Afrikaans/Nederlands) met een keuze uit de poëzie van Antjie Krog (aangevuld met een luister-cd waarop de auteur enkele gedichten voorleest), noteert Joop Leibbrand: "[Ze] proeft [...] de woorden, fluistert ze, verbijt ze, acteert ze, beeldt ze uit in een ongelooflijk rijk palet aan klanken en dat alles zonder enige terughoudendheid." Van Lijfkreet is me verder alleen een recensie van Peter de Boer in Trouw bekend.

Naar verhouding, dat wil zeggen rekening houdend met Gedichtendagbundels die door Nederlandse en Vlaamse auteurs zijn geschreven, heeft het Gedichtendaggedicht Waar ik jou word in de gedrukte en digitale poëziekritiek weinig reactie teweeggebracht. Misschien kan een oorzaak worden gezocht in het gegeven dat de bundel dichtwerk omvat dat eerder al in Om te kan asemhaal, Kleur komt nooit alleen en Lijfkreet is uitgegeven. De volgende bundel, Hoe zegje dat (2010), een nieuwe keuze uit de poëzie van Antjie Krog, kreeg meer aandacht. Naast Theo Hakkert in Het Parool heeft Erik Menkveld, toentertijd directeur van Poetry International, in de Volkskrant een panoramisch overzicht van Krogs dichterschap gepubliceerd. Ook hier komen de Waarheids- en Verzoeningscommissie (TRC) en het politieke engagement uitgebreid aan bod. Krogs doorbraak in Nederland, na haar 'entree' met de Reina Prinsen-Geerligsprijs, wordt door de recensent gesitueerd in 2000, naar aanleiding van de Nederlandse editie van De kleur van je hart. Erica Jong heeft er eerder op gewezen dat Krog al in de jaren zeventig aanwezig was in het Nederlandse literaire landschap en dat ook tijdschriftpublicaties de volgende jaren de zichtbaarheid alleen maar hebben vergroot.

De beperkte media-aandacht voor Waar ik jou word is niet uitsluitend toe te schrijven aan de relatief gesproken minder grote renommee van de dichteres Antjie Krog in ons taalgebied. Er zijn verhoudingsgewijs méér interviews met Antjie Krog op te sporen dan boekrecensies.5

Naar een comparatieve receptiestudie

Het is mij niet bekend of een soortgelijk receptieonderzoek is ondernomen naar de aanwezigheid van de dichteres Antjie Krog in het Angelsaksische taalgebied. Enkele teksten zijn ofwel door de auteur eerst in een Engelstalige editie of zelfs simultaan in het Afrikaans en het Engels gepubliceerd (zoals Country of My Skull, Kleur kom nooit alleen nie, Down to My Last Skin, A Change of Tongue, Die sterre sê "tsau"/Xam-gedigte van Diä!kwain, Kweiten-ta-//ken, A!kúnta,/Han'"kass'oen//Kabbo en Verweerskrif). Vanuit een comparatief standpunt kan het interessant zijn de aanwezigheid ('presentie' en 'receptie') van Krogs literaire werk in méér literaire systemen en taalgebieden te onderzoeken.

Ingrid Glorie besluit haar essay met twee stellingen. De eerste is dat Komrij's bloemlezing (met Afrikaanse poëzie) in Nederland zo succesvol is door "het Komrij-kwaliteitskeurmerk". Zij stelt: "Het is niet aan een plotselinge massale belangstelling voor de Afrikaanse poëzie te danken dat zoveel mensen het boek hebben gekocht, als wel met bepaalde verwachtingen die alleen al gewekt worden door het feit dat Komrij's naam op het omslag staat" (Glorie, "Gerrit Komrij"). Op basis van de casus Antjie Krog kan ik instemmen met deze opmerking. Het is niet omdat een auteur in het eigen nationale circuit een literaire reputatie geniet en internationaal overwegend extraliterair (de ruime zin van receptie), dat ook in het buitenland de literaire persoonlijkheid en dus de literaire productie (in vertaling) evenzeer worden gewaardeerd of toch minstens op "massale belangstelling" kunnen rekenen. Een tweede conclusie deel ik veel minder. "Komrij [is erin] geslaagd [...] om de Afrikaanse poëzie in Nederland opnieuw op de kaart te zetten" (Glorie, "Gerrit Komrij"). Daarmee doelt Glorie op "de Nederlands-Afrikaanse canon", de evergreens die bij een Nederlands publiek herinneringen of zelfs herkenning oproepen. Indien de implicatie van vermelde stelling is dat hedendaagse Afrikaansschrijvende dichters makkelijker weerklank in het Nederlandse literatuurlandschap hebben, gezien de relatieve taalverwantschap en door het vertaalwerk van Robert Dorsman, méér dan in de periode van N. P. van Wyk Louw en D. J. Opperman, zou ik dat op basis van mijn casussen willen nuanceren.

Het receptieverhaal over prozaschrijvers in het Afrikaans, zoals zij aanwezig zijn in het Nederlandse taalgebied (Etienne van Heerden, Marlene van Niekerk, Riana Scheepers, Dan Sleigh, Wilma Stockenström, Marita van der Vyver, Ingrid Winterbach e.v.a.), ziet er wellicht volstrekt anders uit.6 Méér dan de Zuid-Afrikaanse dichters figureren zij in strategische repertoires van critici en nemen met hun romans deel aan het poëticale discours in het Nederlandse literaire systeem.

 

Casus 3: Ronelda S. Kamfer

'Entree' van een debutant in de Lage Landen

Noudat slapende honde (Kwela boeke 2008) van Ronelda S. Kamfer (Kaapstad, 1981) kan zondermeer worden beschouwd als de literaire revelatie van de Afrikaanstalige poëzie van de afgelopen jaren. Andere talentvolle jonge Zuid-Afrikaanse dichters, onder anderen Loftus Marais (Staan in die algemeen nader aan vensters, Ingrid Jonker-prijs en Eugène Marais-prijs 2009) en Melt Myburgh (Oewerbestaan, Ingrid Jonkerprijs 2011), blijven voor de Nederlandse poëziewereld voorlopig verborgen in de schaduw van deze rijzende fonkelende ster. Aardig detail in het licht van deze casus: Loftus Marais ontving samen met Ronelda S. Kamfer de Eugène Marais-prijs in 2009, voor de Ingrid Jonker-prijs strandde Noudat slapende honde op een tweede plaats na Staan in die algemeen nader aan vensters.

Empirisch receptieonderzoek

De recensies van Nu de slapende honden (Podium 2010), de tweetalige editie van Kamfers debuut waarvoor de dichter Alfred Schaffer de vertalingen maakte, klinken opmerkelijk unisono. Een lectuur van boekbesprekingen in literaire periodieken (Awater, Poëziekrant, De Groene Amsterdammer) en e-zines (Meander) laat zien dat Kamfers debuut is gesmaakt in het Nederlandse taalgebied. Na de lofzangen van onder anderen Joan Hambidge en Antjie Krog in de Zuid-Afrikaanse literaire media, is het Nederlandse debuut van de jonge dichteres niet onopgemerkt gebleven. De gunstige ontvangst boven de Moerdijk-in de literatuurkritiek in Vlaanderen is mij alleen een bespreking van Jooris van Hulle in Poëziekrant bekend (Van Hulle)-heeft vervolgens geleid tot nieuwe weerklank van Kamfers ontluikende dichterschap in Zuid-Afrika. Thomas Möhlmanns bijdrage is bijna twee weken na publicatie in Awater gepost op Versindaba (Möhlmann) en Van Hulles beschouwing verscheen begin december 2011 op LitNet (Van Hulle). Erik Lindners korte bespiegeling op de Dichters en denkers webpagina is een week later samengevat met een url-link en op Versindaba terechtgekomen (Lindner). Ook de literaire weblog De Contrabas besteedde aandacht aan Schaffers vertaling van Kamfers dichtbundel: een beknopt signalement bevat een verwijzing naar de blog van het Nederlandse periodiek Tirade dat een toelichtende tekst van de vertaler presenteert (Breukers). Op Versindaba vinden we overigens ook een referentie terug aan de blog van Schaffer die is geschreven ter gelegenheid van het verschijnen van Kamfers tweede bundel grond/Santekraam (Kwela boeke 2011).

De intermediërende rol van Antjie Krog en Alfred Schaffer

De Nederlandse (en bescheiden Vlaamse) persaandacht heeft zoals gezegd geleid tot hernieuwde aandacht voor Kamfers Noudat slapende honde in de Afrikaanse literaire wereld. De overweldigende en eensluidend gunstige kritische belangstelling voor een debuutbundel is, hoewel verre van uniek, toch opvallend. Gezaghebbende stemmen in het Afrikaanse literaire veld hebben in 2008 de toon gezet. Alfred Schaffer heeft, samen met Antjie Krog wier literaire netwerken in Nederland in stelling zijn gebracht, aanzienlijk bijgedragen tot de weerklank van Noudat slapende honde in ons taalgebied. Diens bijdrage beperkt zich niet tot de materiële productie-het her en der geroemde vertaalwerk dat resulteerde in een fraai uitgegeven tweetalige editie van uitgeverij Podium. De directe zichtbaarheid van een nieuwe naam in de Afrikaanse literatuur is evenzeer toe te schrijven aan de literaire renommee dat de dichter Schaffer in Nederland en Vlaanderen geniet. Alfred Schaffers poëziedebuut Zijn opkomst in de voorstad (2000) is destijds genomineerd voor de C. Buddingh'-prijs en de volgende bundels, Dwaalgasten (2002) en Geen hand voor ogen (2004), stonden op de shortlist van de prestigieuze VSB-poëzieprijs. De vierde bundel, Schuim (2006), was in de running voor enkele Nederlandstalige prijzen en werd uiteindelijk bekroond met de Hugues C. Pernathprijs in Vlaanderen. Het is maar een greep uit het symbolisch kapitaal dat Schaffers poëzie in de Lage Landen wordt toegeschreven. Daarenboven was de dichter, vóór zijn terugkeer naar de Kaap (waar hij momenteel Nederlandse taalverwerving doceert aan het departement Afrikaans en Nederlands van de Universiteit van Stellenbosch), tekstredacteur van de toonaangevende commerciële literaire uitgeverij De Bezige Bij. Met deze credits zal het weinig overredingskracht hebben gekost een uitgeverij in Nederland warm te maken voor een vertaling van het door beeldbepalende literaire actoren geroemde Noudat slapende honde. Trouwens, een van de vermelde actoren heeft- vermoedelijk méér dan Alfred Schaffer-een decisieve rol gespeeld voor de introductie van Kamfer in Nederland. Op de website van Kamfers Nederlandse uitgever Podium en eerder al in de najaarscatalogus van 2011 wordt een zin van Antjie Krog (in het Nederlands) geciteerd waarin Noudat slapende honde/Nu de slapende honden als "het beste en meest opwindende wat in de afgelopen jaren in Zuid-Afrika is verschenen" wordt aangeprezen. De advertorial heeft het zelfs over een Zuid-Afrikaanse "gekleurde" dichteres die "in de voetsporen van Ingrid Jonker en Antjie Krog" treedt. De Nederlandse vertalingen van Krogs werk verschijnen bij dezelfde uitgeverij in Nederland en op een website las ik dat zij een van de studenten was van Antjie Krog op UWK in Bellville. De institutionele relatie Krog/Schaffer-Kamfer-Podium behoeft geen verdere verklaring. Of misschien nog één verband. Voor het derde deel met Nuwe stemme hebben Krog en Schaffer-aan de uitgave ging een poëzieworkshop vooraf waarvoor (debuterende) dichters zich konden aanmelden-gedichten van Kamfer geselecteerd. Nuwe stemme, telkens met een ander redactioneel tweespan (van academici en schrijvers), zet Afrikaansschrijvende dichters in de etalage en kan vanuit die optiek een beeldbepalende en strategische functie worden toegeschreven. De werkwinkel van 2004, die Krog en Schaffer samen hebben georganiseerd, heeft het forum gecreëerd waarop Ronelda S. Kamfer vier jaar vóór de debuutbundel, haar 'entree' in de literatuur maakte. De betrokkenheid van Antjie Krog en Alfred Schaffer als mentors van Kamfer kan niet worden overschat.

Institutionele beeldvorming

De commerciële strategieën zijn bekend: een nieuwe naam wordt in de markt gezet door in dit geval twee (Afrikaansschrijvende en vrouwelijke) coryfeeën van stal te halen die in Nederland (en Vlaanderen) bekendheid genieten. Gerrit Komrij's vertalingen van Ingrid Jonker en de vertaling van poëzie en proza van Antjie Krog- naast haar literaire optredens aan de zijde van Tom Lanoye-hebben aanzienlijk bijgedragen tot de naambekendheid van beide schrijvers in het contemporaine Nederlandse literaire veld. Ronelda S. Kamfers dichtwerk, met de tweede naam Sonnet die jammer genoeg alleen als initiaal op de covers verschijnt, wordt in de fonds- catalogus van Podium, mijns inziens volkomen imaginair maar strategisch wel handig, in de traditie van de Sestiger-poëzie van Jonker geplaatst. De rebelse, onbehouwen toon van Kamfers gedichten, door Thomas Möhlmann "sociaal-realistische poëzie [...] met een sterk anekdotische inslag" genoemd, kan mogelijk worden geassocieerd met de wijze waarop Antjie Krog op zeventienjarige leeftijd met Dogter van Jefta (1970) in de toen nog overwegend conservatieve literaire arena stapte en voor deining in de Afrikaanse letteren zorgde. Jonkers bedrieglijk-eenvoudige en maatschappijkritische rijmende poëzie daarentegen sluit minder aan bij Kamfers particuliere stem. Ronelda Kamfer heeft in interviews zelf aangeven dat naast Dylan Thomas, Derek Walcott (aan beider werk is een motto ontleend voor Noudat slapende honde) en Charles Bukowski ook de Zuid-Afrikanen Adam Small en Antjie Krog inspiratiebronnen voor haar dichtwerk zijn. De relatie met Smalls poëzie en het ritmisch-eclectische Kaaps-Afrikaanse idioom vereisen nadere exploratie.

De introductie van Ronelda S. Kamfer in de Nederlandse literatuur is oordeelkundig voorbereid. Eerst waren er de publicaties van enkele gedichten in het intussen ter ziele gegane periodiek en door Schaffers eerste uitgever Thomas Rap gepubliceerde Bunker Hill. Naar verluidt zijn de gedichten door Antjie Krog zelf geselecteerd (Joop Leibbrand). Vervolgens zijn er de vermelde marktstrategieën van Podium die de weerklank van deze "gekleurde" Afrikaansschrijvende auteur "uit het zuidelijkste puntje van het Afrikaanse continent" hebben versterkt. Het is trouwens opvallend dat ook alle recensies in de Nederlandse pers aanvangen met een extraliteraire, louter biografische noot waarin huidskleur en professionele achtergronden van de schrijfster worden genoemd.7

De hernieuwde aandacht voor Noudat slapende honde (2008) in Zuid-Afrika, na de uitgave van de vertaling in 2011, heeft de debuutbundel welhaast een canonieke status in de vroeg-eenentwintigste-eeuwse Afrikaanse poëzie bezorgd. Eerst de toekenning van de Eugène Marais-prijs in 2009, na de uitspraken van Hambidge, Krog c.s., én in een volgende fase de onverdeeld positieve beoordelingen van Nederlandse (en Vlaamse) recensenten, hebben Kamfers poëzie-na twee bundels en pas drie jaar na de eerste bundelpublicatie-in de Afrikaanse literatuur een bijna onaantastbare status opgeleverd.

In dit licht kan het revelerend zijn te onderzoeken op welke esthetische, etnische of zelfs linguïstische presupposities de lezersreacties in de Afrikaanse resp. de Nederlandstalige poëziekritiek zijn gefundeerd. De receptie in Zuid-Afrika en in Nederland vertoont opmerkelijke verschillen. In de reacties van Hambidge en Leibbrand-de enige Nederlandse recensent die als eerste en het meest uitgebreid aandacht schonk aan de Afrikaanse editie van de bundel-lees ik uitspraken, die naast poëticaal, cultureel en vooral gender-gerelateerd zijn. De grond waarop de gunstige beoordelingen zijn gebouwd, in de verschillende literaire systemen, is voer voor vergelijkend onderzoek naar poëziekritiek. Niet alleen het receptieonderzoek, ook de vertaling (of adaptatie) van Alfred Schaffer kan vanuit een vertaalwetenschap-pelijk perspectief interessante bevindingen opleveren. Nu de bundel is geprijsd en geprezen, kan het onderzoek naar de mechanismen die hebben geleid tot bekroningen en visibiliteit in Zuid-Afrika, Nederland en Vlaanderen een aanvang nemen.

 

Bij wijze van besluit

Critici beperken hun blik niet tot de literatuur van het nationale circuit waarin zij functioneren. Zij recipiëren ook teksten, auteurs en stromingen in anderstalige literaturen. De receptie van buitenlandse literatuur is veelal gebaseerd op vertalingen die teksten laten functioneren in een ander literair systeem. Worden vertalingen beschouwd als onderdeel van het veld van een nationale literatuur, dan verruimen ze de reikwijdte van het literaire systeem (Andringa, Levie en Sanders 197). Een fundamentele onderzoeksvraag die ten grondslag ligt aan de studie van de presentie en de receptie van anderstalige literaturen in een bepaald taalgebied (in het geval van deze bijdrage: de Nederlandse en Vlaamse literaire poly-systemen en meer in het bijzonder de strategische repertoires van recipiënten) gaat uit van een internationaal "historisch-documentair onderzoek". De Afrikaanse poëzie wordt meestal in vertalingen gerecipieerd in het Nederlandse (en Vlaamse) literaire veld. Voor deze paper is daarom overwegend gewerkt vanuit het perspectief van de empirische receptiestudie.

In het artikel is meer bepaald ingezet op (documentair) onderzoek naar presentie en receptie van poëzie-uitgaven met werk van drie prominente Zuid-Afrikaanse (Afrikaansschrijvende) vrouwelijke dichters die het afgelopen decennium in Nederland zijn verschenen. Via vertaalwerk van Nederlandse actoren (Gerrit Komrij- Jonker, Robert Dorsman-Krog, Alfred Schaffer-Kamfer) zijn deze Zuid-Afrikaanse auteurs aanwezig in de Nederlandse literatuur. Voor de casus Ingrid Jonker is het uitgangspunt de publicatie van Komrij's bloemlezing en vertaling van de poëzie in Ik herhaalje (2000/2011). Niet alleen de factor Komrij is voor de 'entree' van Jonker in de Nederlandse literatuur van belang. De lezingen door critici worden sterk gestuurd door Jonkers biografie van de Nederlandse auteur (en in Zuid-Afrika opgegroeide) Henk van Woerden. Het literaire werk van Ingrid Jonker is overwegend in een biografisch referentiekader betekenis gegeven. De anthologische bundel Om te kan asemhaal (1999) heeft de 'entree' van het dichtwerk van Antjie Krog in Nederland gemarkeerd. In overleg met de auteur heeft de Nederlandse vertaler Robert Dorsman gedichten geselecteerd (uit alle bundels van Dogter van Jefta tot Gedigte 1989 -1995) en naar het Nederlands vertaald. In de Nederlandse kritiek blijkt voornamelijk aandacht voor de publieke (buitenliteraire) standpunten van Krog (of dus de persona pratica). De receptie van de poëzie wordt kortom bepaald door het als maatschappelijk geëngageerd beschouwde prozawerk (De kleur van je hart, Een andere tongval en Niets liever dan zwart). Dejonge dichteres Ronelda S. Kamfer tot slot is door de bemiddelende rol van Antjie Krog en Alfred Schaffer, belangrijke institutionele actoren in het Zuid-Afrikaanse én Nederlandse literaire systeem, geïntroduceerd in Nederland. Geleidelijk, stap voor stap, is haar 'entree' in het Nederlandse taalgebied begeleid. Uit de literaire beschouwerspraktijk blijkt vooral aandacht voor extraliteraire factoren (zoals huidskleur, biografische en sociale achtergronden). In enkele besprekingen wordt eveneens aandacht besteed aan de hybride taal (Kaaps-Afrikaans, Engels, slang) die Kamfer introduceerde en minder aan de verstechnische, thematische of andere esthetische aspecten van Nu de slapende honden (2011).

Vanuit een comparatief standpunt kan het revelerend zijn de presentie en de receptie van deze dichters in de Zuid-Afrikaanse, Nederlandse en Vlaamse literaire systemen te verkennen. Onderzoeksvragen kunnen de volgende zijn: welke mechanismen of processen zijn werkzaam in de verschillende poly-systemen, welke literaire instituties zijn bepalend voor de symbolische waardetoekenning, hoe verloopt de beeldvorming en de receptie in die verschillende literaturen? Een integristische aanpak, d.w.z. een combinatie van literair-institutioneel, poëticale en hermeneutisch onderzoek, kan antwoorden genereren. Voor het institutionele luik kunnen bevindingen van vertaalwetenschappelijke en van sociologisch georiënteerde, receptie-esthetische aard ongetwijfeld verder behulpzaam zijn.

Erkenning

Eerste versies van de casussen zijn uitgezet in de blogosfeer. De teksten zijn online geplaatst op de Zuid-Afrikaanse literaire weblog Versindaba januari 2012) met het oog op reacties van actoren in de Afrikaanse poëzie. Dank aan onder anderen Joan Hambidge, Charl-Pierre Naudé en Pieter Odendaal voor hun replieken en voorstellen. De kopij voor dit artikel is afgesloten in januari 2012. Mijn dank gaat verder uit naar Marlise Joubert en Louis Esterhuizen (Versindaba) en de Nederlandse vertaler Robert Dorsman, die bereid was de casus Antjie Krog vooraf na te lezen en van commentaar te voorzien.

 

Aantekeningen

1. In De Afrikaanse poëzie in 1000 en enige gedichten kregen zowel Jonker als Krog het maximum van tien gebloemleesde gedichten (Komrij 660-67; 916-25).

2. Krogs vijfdelige reeks "slaapliedjies uit Ntombizana Atoo" is vertaald door Robert Dorsman en Jan van der Haar.

3. Ter vervollediging kan ik aanstippen dat Dorsman méér Afrikaanse poëzie heeft vertaald. Er zijn vertalingen van Wilma Stockenström (de bloemlezing Vir die bysiende leser/Voor de bijziende lezer, 2000), Gert Vlok Nel (Het is onnatuurlijk om te leven, 2007, met een voorwoord van Antjie Krog; Om te lewe is onnatuurlik, 1993) en Charl-Pierre Naudé (de tweetalige bundel sien jy die hemelliggame (2007, in de Slibreeks Kunstuitleen Zeeland). Samen met Adriaan van Dis stelde Dorsman de tweetalige anthologie O wye en droewe land. Honderd-en-een gedichten in het Afrikaans (1998) samen. Hij vertaalde ook proza van Zuid-Afrikaanse schrijvers uit het Afrikaans en het Engels. Zo verschenen in Nederlandse vertaling romans van Etienne van Heerden (Kikuyu, 1998; Kikoejoe, 1996/Het zwijgen van Mario Salviati, 2002; Die Swye van Mario Salviati, 2000/In de plaats van liefde, 2006; In stede van die liefde, 2005), Marlene van Niekerk (Triomf, 2000, i.s.m. Riet de Jong-Goossens; Triomf, 1994) en uit het Engels K. Sello Duiker (Het stille geweld van dromen, 2003; The Quiet Violence of Dreams, 2001) en Zakes Mda (Rouwer van beroep, 2004; Ways of Dying, 1995; De Walvisroeper, 2007; The Whale Caller, 2005).

4. In een paratekst bij het lange gedicht "skryfode" (in Kleur kom nooit alleen niee) worden Hugo Claus en Charles Ducal expliciet genoemd.

5. Aanvullend kan nog worden gewezen op Antjie Krogs aanwezigheid in themanummers over Zuid-Afrikaanse literatuur van Nederlandse literaire periodieken. In het dossier "Identiteit in tekst en taal" (red. E. Jansen) van Armada. Tijdschrift voor wereldliteratuur (mei 2004) zijn in een vertaling van Robert Dorsman en Jan van der Haar "nieuwe gedichten" van Krog opgenomen. In "Plaatsen van Afrikaner herinnering" in De Gids (november-december 2008) is "Brentpark march for freedom 1990" ("nieuwe gedichten") in een vertaling van Dorsman en Van der Haar gepubliceerd.

6. Inmiddels is onderzoek verricht naar de presentie en receptie van Breyten Breytenbach (Goede-gebuure en Van den Bergh) en Elisabeth Eybers (Jansen Afstand, "Nederlanders") in de Nederlandse literatuur.

7. In een reactie op de prepublicatie van deze casus (of de blog) op Versindaba januari 2012) benadrukt de dichter en prozaïst Charl-Pierre Naudé dat "sosiale en kulturele buiteliterêre oorwegings- oorwegings wat meer met die soort identiteit van die outeur-en die wyse waarop dit gevaar loop om die integriteit van literere oordeel aan te tas, OOK en VERAL binne Suid-Afrika, onder die loep kom. En dat die bestaan van hierdie gevaar erken word. Dis die olifant in die transit hall". Ook in de Zuid-Afrikaanse poëziekritiek, zo luidt de stelling van Naudé, worden (te gretig) extraliteraire gegevens verdisconteerd in de beschouwing van hedendaagse poëzie.

 

Bibliografie

'Aanbiedingscatalogus." Podium. Najaar 2010. 2012. <http://www.uitgeverijpodium.nl/contentfiles/eCatalogus%20Podiumlowres.pdf>         [ Links ].

"Antjie Krog" LitNet: 27 Febr. 2008. 2012. < http://www.litnet.co.za/cgibin/giga.cgi?cmd=cause_dir_news_itemennews _id=33423encause_id=1270>         [ Links ].

Andringa, Els en Levie, Sophie en Sanders, Mathijs. "Het buitenland bekeken. Vijf internationale auteurs door Nederlandse ogen (1900-2000)." Nederlandse Letterkunde 11.3 (Sept. 2006): 197-210.         [ Links ]

Breukers, Chrétien. "Nieuwe bundel Ronelda S. Kamfer." De Contrabas, 18 Jul. 2011. 2012. <http://www.decontrabas.com/de_contrabas/2011/07/nieuwe-bundel-ronelda-s-kamfer.html>         [ Links ].

De Boer, Peter. "In je korrelige kaalgeplukte poes." [Lijfkreet\. Trouw, 20 Mei 2006.         [ Links ] De Moor, Wam. "Zal ik altijd wit blijven?" [Kleur komt nooit alleen]. De Gelderlander, 22 Mrt. 2002.         [ Links ]

De Wet, Karen. "Om die kleur van taal te kan agterhaal." LitNet. 2000. 2012. <http://www.oulitnet.co.za/seminaar/kleur.asp>         [ Links ].

Deloof, Jan. "Genoeg beredenéérdheid in jou hartstog kry. Gedichten van Antjie Krog." Ons Erfdeel 45.4 (2002): 589-91. [Kleur komt nooit alleen]. <http://www.dbnl.org/tekst/_ons003200201_01/_ons003200201_01_0137.php>         [ Links ].

Demets, Paul. "Ik herhaal je-Ingrid Jonker." Cobra.be. 1 Apr. 2011. 2012. <http://www.cobra.be/cm/cobra/boek/boek-recensie/1.994029>         [ Links ]

Dorsman, Robert. "La Krog in Nederland: 'overdonderend.'" LitNet. <http://www.oulitnet.co.za/vholland/akrog2.asp>. -. E-mail aan T'Sjoen. 6 jan. 2012.         [ Links ]

Fortuin, Arjen. "'Hier besta ik in mijn eigen taal.'" [Interview met Antjie Krog]. NRC Handelsblad, 28 Jan. 2009.         [ Links ]

Francken, Eep en Renders, Luc. Skrywers in die strydperk. Krachtlijnen in de Zuid-Afrikaanse letterkunde. Amsterdam: Bert Bakker, 2005.         [ Links ]

-. "Antjie Krog." Skrywers in die strydperk. Krachtlijnen in de Zuid-Afrikaanse letterkunde. Amsterdam: Bert Bakker. 2005. 101-03.         [ Links ]

Glorie, Ingrid. "Ingrid Jonker-documentaire krijgt Zilveren Roos." LitNet. 2001. 2012. <http://www.oulitnet.co.za/glorie/glorie6.asp>         [ Links ].

-. "Gerrit Komrij en de Zuid-Afrikanen." LitNet (NeerlandiNet). 2002. 2012. <http://www.oulitnet.co.za/glorie/glorie8.asp>         [ Links ].

Goedegebuure, Jaap. "Breyten Breytenbach in de spiegel van de Nederlandse kritiek. 'De weerklank wordt door de situatie bepaald.'" Literatuur 10.4 (1993): 217-22.         [ Links ]

Gouws, Tom. "Antjie Krog." Perspektief en profiel. 'n Afrikaanse literatuurgeskiedenis Deel 1. Red. H. P van Coller. Pretoria: J.L. van Schaik, Pretoria, 1998. 550-53.         [ Links ]

Hakkert, Theo. "Ik benoem wat ik voor mezelf onmogelijk vind." Het Parool, [Hoe zeg je dat]. 10 Febr. 2010.         [ Links ]

Jansen, Ena. Afstand en verbintenis. Elisabeth Eybers in Amsterdam. Pretoria: J. L. van Schaik, 1996.         [ Links ]

-. "Nederlanders 'toegezongen op een fluit uit onze eigen ziel gesneden'. De intrede van Elisabeth Eybers (1915-2007) in Amsterdam." Reds. R. Foster en Y. T'Sjoen en T. Vaessens. Over grenzen/Oor grense. Een vergelijkende studie van Nederlandse, Vlaamse en Afrikaanse poëzie/'n Vergelykende studie van Nederlandse, Vlaamse en Afrikaanse poësie. Leuven/Den Haag: Acco. 2009. 47-57.         [ Links ]

Jauss, Hans-Robert. Literaturgeschichte als Provokation. Frankfurt/Mn: Suhrkamp, 1970. Jong, Erica. "Om te kan asemhaal-gedichten van Antjie Krog." LitNet. 1999. 2012. <http://www.oulitnet.co.za/vholland/akrog.asp>         [ Links ].

Jonker, Ingrid. Ik herhaal je. Vert. G. Komrij; nawoord H. van Woerden. Amsterdam: Podium, 2000.         [ Links ]

-. Versamelde Werke. Kaapstad/Johannesburg/Pretoria: Human & Rousseau, 2003 [1994]         [ Links ].

-. Ik herhaal je. Vert. G. Komrij; nawoord H. van Woerden. Amsterdam: Podium, 2011.         [ Links ]

Kannemeyer, J. C. Die Afrikaanse literatuur 1652-2004. Kaapstad/Pretoria: Human en Rousseau, 2005.         [ Links ]

Koefoed, Geert. "Op zoek naar een taal van heelheid en gemeenschappelijkheid." [Hoe zegje dat]. Oerdigitaalvrouwenblad. 2009. 2012. <http://www.oerdigitaalvrouwenblad.com/pp/story/op-zoek-naar-een-taal-van-heelheid-en-gemeenschappelijkheid>         [ Links ].

Komrij, Gerrit. De Afrikaanse poëzie in 1000 en enige gedichten. Amsterdam: Bert Bakker. 1999.         [ Links ]

Leibbrand, Joop. "Poëzie kort." Meander/e-zine. [Wat de sterren zeggen]. 2005. 2012. <http://eerder.meandermagazine.net/recensies/recensie.php?txt=1483enid=>         [ Links ].

-. "Waar ek staan." Meander/Literair e-zine. 26 Nov. 2008. 2012. < http://meandermagazine.net/wp/2008/11/waar-ek-staan/>         [ Links ].

Lindner, Erik. "Vertalingen (1)." De Groene Amsterdammer, 16 Dec. 2010. 2012. < http://www.eriklindner.nl/content/view/358/461/>. Overgenomen op Versindaba 23 dec. 2010. < http://versindaba.co.za/2010/12/23/nederlandse-kopknik-vir-ronelda-s-kamfer/>         [ Links ].

Menkveld, Erik. "Het wisselen van tampon in een townshiphotel." [Hoe zegje dat]. de Volkkrant. 15 Jan. 2010.         [ Links ]

Möhlmann, Thomas. "Ek staan nog steeds." Awater 10.1 (Jan. 2011): 45-46. Overgenomen op Versindaba. 9 februari 2011. 2012. < http://versindaba.co.za/2011/02/09/thomas-mohlmann-nu-de-slapende-honden/>         [ Links ].

Schaffer, Alfred. "grond/Santekraam." 16 Jul 2011. 2012.<http://www.tirade.nu/?p=6036>         [ Links ].

Schouten, Rob. "Opgevreten door een leeuw." [Liederen van de blauwkraanvogel]. Vrij Nederland, 14 Febr. 2004.         [ Links ]

T'Sjoen, Yves. "De mythe van het 'hartseerkind'. Ingrid Jonker als 'belangrijkste icoon van de Zuid-Afrikaanse dichtkunst.'" Poëziekrant 25.3 (Mei/Jun 2001): 57-61. Gebundeld in: T'Sjoen, Yves. De gouddelver. Over het lezen van poëzie. Tielt/Amsterdam: Lannoo/Atlas. 2005. 240-48.         [ Links ]

Taljard, Marlies. "Kleurvol hibried: Kleur kom nooit alleen nie en die talige ruimte van saambestaan." LitNet 7.3 (Dec. 2010). < http://litnet.co.za/cgi-bin/giga.cgi?cmd=cause_dir_news_itemencause_id=1270ennews_id=91381>         [ Links ].

T'Sjoen, Yves. "Sheila Cussons en Wilma Stockenström in de Nederlandse literatuur. Aanzetten voor een receptiestudie. Literair-institutionele positionering en kritische ontvangst van twee Zuid-Afrikaanse dichters in Nederland." Reds.         [ Links ] Y. T'Sjoen en R. Foster. Toenadering. Literair grensverkeer tussen Afrikaans en Nederlands/Literêre grensverkeer tussen Afrikaans en Nederlands. Leuven/Den Haag: Acco. 2012. 319-339.         [ Links ]

Teeuwen, Ludo. "'Mijn Afrikaans is een politiek statement'. Interview. De woedende gedrevenheid van Antjie Krog." De Standaard. 8 Apr. 1999. 2012. <http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DEXG28032000_013>         [ Links ].

-. "Het Zuid-Afrikaanse natuurtalent Ingrid Jonker." De Standaard. 15 Jun. 2000. 2012 <http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DSL15062000_003>         [ Links ].

-. "Ingrid Jonker. Tussen talent en mythe." Filter. Tijdschrift over vertalen 8.1 (Mrt. 2001): 25-28.         [ Links ]

-. "Woorden als kersen. Vertalingen van Antjie Krog en Riana Scheepers." [Liederen van de blauwkraanvogel]. De Standaard, 26 Febr. 2004. 2012. <http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=GC445GHU>         [ Links ].

Van Coller, H. P. en Teise, Victor. "Edisietegniese praktyk in die Afrikaanse letterkunde: 'n oorsig en evaluering." Stilet 16.2 (Sept. 2004): 49-86.         [ Links ]

Van den Berg, Arie. "Krog is persoonlijk in kosmische cyclus." [Om te kan asemhaal]. NRCHandelsblad, 28 Jan. 2009.         [ Links ]

Van den Bergh, Erik. "De Zuid-Afrikaanse dichter Breyten Breytenbach ontvangt de Van der Hoogtprijs." Reds. Rosemarie Buikema en Maaike Meijer. Cultuur en migratie in Nederland. Kunsten in beweging 1900-1980.         [ Links ]

Den Haag: Sdu Uitgevers. 2003 [1972]. 345-60.         [ Links ] Van der Have, Milla. "Die begenadigde woord." [Kleur komt nooit alleen]. De Recensent. 21 Febr. 2002. 2012. <http://www.derecensent.nl/2000-2004/antjie_krog.htm>         [ Links ].

Van der Heide, Lotte. "Als de leugen zich opricht, ruik ik bloed. De rechten van de mens." 3 Dec. 1998. 2012. <http://retro.nrc.nl/W2/Lab/Profiel/Mensenrechten/waarheidscommissie.html>         [ Links ].

Van der Pluijm, Cees. "NBD|Biblion recensie." Z.t., NBD/Biblion. 2000. 2012. <http://www.bruna.nl/boeken/ik-herhaal-je-9789057590832>         [ Links ].

-. "NBD|Biblion recensie." Z.t., NBD/Biblion. 2011. 2012. <http://www.bruna.nl/boeken/ik-herhaal-je-9789057594373>         [ Links ].

Van Gorp, Hendrik, et al. (reds.). Lexicon van literaire termen. Leuven: Wolters, 1995.         [ Links ]

Van Hulle, Jooris. "Ronelda S. Kamfer: pijn is voor iedereen hetzelfde." Poëziekrant 35.7 (Okt-Nov. 2011): 84. Overgenomen op LitNet 5 Dec. 2011. 2012. < http://www.litnet.co.za/cgi-bin/giga.cgi?cmd=cause_dir_news_itemencause_id=1270ennews_id=113508>         [ Links ].

Van Niekerk, Jacomien. "Twee digters op die podium. Performatiwiteit in die oeuvres van Antjie Krog en Tom Lanoye." Reds.         [ Links ] R. Foster., Y. T'Sjoen en T. Vaessens. Over grenzen/Oor grense. Een vergelijkende studie van Nederlandse, Vlaamse en Afrikaanse poëzie/'n Vergelykende studie van Nederlandse, Vlaamse en Afrikaanse poësie. Leuven/Den Haag: Acoo. 2009. 319-32.         [ Links ]

Van Zyl, Dorothea. "Grensoorskrydende passie in die poësie van Antjie Krog en Anna Enquist. Vroueverskynsel, konvensie of vernuwing?" Reds. R. Foster., Y. T'Sjoen en T. Vaessens. Over grenzen/Oor grense. Een vergelijkende studie van Nederlandse, Vlaamse en Afrikaanse poëzie/'n Vergelykende studie van Nederlandse, Vlaamse en Afrikaanse poësie. Leuven/Den Haag: Acoo. 2009. 109-27.         [ Links ]

Viljoen, Louise. Ons Ongehoorde Soort. Beskouings oor die werk van Antjie Krog. Stellenbosch: Sun Press, 2009.         [ Links ]

Vodièka, Felix. Die Struktur der literarischen Entwicklung. München: Fink, 1975.         [ Links ]

Zeeman, Michaël. "Die aarde kreun in die kleur van roes." [Kleur komt nooit alleen]. De Volkskrant. 1 Febr. 2002.         [ Links ]

Zeeman, Michaël. "Want ek het hom lief." [W&t de sterren zeggen]. de Volkskrant, 28 Jan. 2005.         [ Links ]

Zuydam, S.W. van. "Ingrid Jonker." Perspektief en profiel. 'n Afrikaanse literatuurgeskiedenis Deel 1. Red. H. P van Coller. Pretoria: J.L. van Schaik, Pretoria, 1998. 514-26.         [ Links ]

Creative Commons License Todo el contenido de esta revista, excepto dónde está identificado, está bajo una Licencia Creative Commons