SciELO - Scientific Electronic Library Online

 
vol.61 número3Michel Serres, die ondeunde denker - 'n huldeblykDie trekos en trektoerusting in Suid-Afrika: 'n historiese perspektief índice de autoresíndice de materiabúsqueda de artículos
Home Pagelista alfabética de revistas  

Servicios Personalizados

Articulo

Indicadores

Links relacionados

  • En proceso de indezaciónCitado por Google
  • En proceso de indezaciónSimilares en Google

Compartir


Tydskrif vir Geesteswetenskappe

versión On-line ISSN 2224-7912
versión impresa ISSN 0041-4751

Tydskr. geesteswet. vol.61 no.3 Pretoria sep. 2021

http://dx.doi.org/10.17159/2224-7912/2021/v61n3a20 

BOEKBESPREKINGS / BOOK REVIEWS

 

Antwoord Aan Joeri Schrijvers - Het duren van de Naam

 

 

Recensies kunnen mij vrolijk of kwaad maken, deze van Schrijvers doet mij dénken. Daarom neem ik de draad van zijn bespreking op bij wat hij als ongedacht aanduidt. Nu is die duiding wellicht altijd terecht, in die zin dat in elke idee altijd iets ongedacht blijft, zo niet fabriceert het denken een totaaluitleg, wat suïcidaal klinkt. Het ongedachte wordt alleen dan interessant in zijn singulariteit wanneer het wordt geduid als de plaats waar iets wordt afgedekt - het tegenovergestelde van een "verdwijnpunt". Schrijvers vermoedt vermoedelijk dat ik het circuleren van de Naam als evidentie opvoer waarachter de erosie ervan ongedacht blijft, moét blijven. Want "wat als het circuleren van die naam het laatste, magere restje zou zijn van een christendom dat gedoemd blijkt te verdwijnen. Dat lijkt een van de ongedachte pistes in Megancks werk." (3)

Nu kan ik mij ervan afmaken door te verwijzen naar een reactie van Derrida op Heidegger, waar de eerste wijst op de ongegronde "hoop" van de ander op een nieuw zijnsverstaan. Dat vindt Derrida immers té sterk. Inderdaad, Heidegger vergeet daar de waarschuwing van Nietzsche om een "stap terug" te zetten en in de filosofie nooit garanties in te bouwen. Heidegger ging ervan uit dat wanneer de metafysica ten "einde" is, zich dan iets anders aandient waarvan we nu de nog onbegrijpelijke tekenen moeten ontwaren. Derrida stelt zich tevreden met het opnemen van dat "einde". Voor hem kunnen we niet verder kijken dan een eindeloos eindigen van de metafysica. Meer "einde" kleeft er niet aan het "post-" van de moderniteit. Zo zou ik kunnen parafraseren dat het circuleren van de Naam weinig meer is dan een eindeloos afwezen. Hoe minder presentie (substantie, identiteit, essentie, ...), hoe minder kleving en wrijving, hoe heiliger de Naam.

Maar het blijkt erger nog, ik zou de Naam inroepen om een belangrijke paradox af te dekken: "Dat het nieten een noemen is, noem dat noemen dan God" (12, p. 178 in mijn boek). Schrijvers reageert: "Maar waarom dan die uitroep boven om dat 'nieten', die hardnekkige weerbarstigheid die ons steeds ontsnapt, nog per se God te noemen? Hebben we hier niet te maken met een culturele restant van een christendom waar nog even de naam God circuleert (maar mogelijk op een, wel, verdwijnpunt afstevent)?" (14) Het citaat wil echter niet zeggen: wacht tot iets onbegrijpelijks zich aandient en kleef er dan die oude naam op zodat die niet verdwijnt. Het gaat wel om: herken het goddelijke in de Naam die elke referentie aflegt, in het noemen dat precies dat afleggen behelst, dat achterlaten zelfs "aan-bidt". Met andere woorden, de heiligheid van de Naam hebben we te danken aan het punt waar die determinaties, referenties, definities, enz., verdwijnen - vandaar mijn belangstelling in dat differantieel verdwijnpunt, dat dus geen vergeetput is.

God is geen toevoeging aan de wereld, dat is niet wat het exces bij Anselmus beduidt. Het gaat niet om een toevoeging aan de wereld die moet eroderen tot alleen nog wereld overblijft. Er is gewoon alleen wereld. Het gaat hierom: is er een gesloten (metafysieke) wereld of een open (religieuze) wereld? Ik voor mij zie God als een Naam die juist de naar geslotenheid tenderende systemen en mechanismen erodeert, zonder iets te doen. Wat niets doét, kan ook niet eroderen en is niet aan entropie onderhevig. Kan die Naam worden gedeconstrueerd? Elke invulling, elk spreken erover, elke theo-logie wel. Nu, waar de Naam valt, kunnen de systemen niet sluiten. Noem dat het Ge-bet in plaats van het Ge-stell.

En nee, let wel, ik plaats hier niet stiekem de filosofie weer tegenover de theologie en het Zijn of de wereld tegenover God. (16-17) En ja, het filosofisch verschil tussen een open en een gesloten wereld, tussen een wereld met en een wereld zonder alteriteit, haal ik bij Johannes en bij Paulus. Wanneer Schrijvers mijn gedachtegang nu eens onder filosofie, dan weer onder theologie schikt, vrees ik dat hij zelf de schotten opwerpt die ik zie wegzakken. "Toch blijft Heidegger een denker en niet meteen een theoloog." (8) Dat onderscheid gold nog bij Heidegger zelf maar wordt onderuitgehaald door een denken dat hij zelf aanzwengelde en dat juist dat onderscheid achterlaat. Nu is de tegenstelling, verzwakt tot een onderscheid, niet verder genaderd tot een identiteit - zoals een Caputo wellicht zou verdedigen.

Ik vind bijvoorbeeld dat de filosofie schroomvalliger moet omgaan met woorden als "Vader" en "Schepper" dan de theologie. Ik vond het interessant te lezen bij Regis Debray hoe in de theologie "Vader" niet hoeft te impliceren dat het gaat om een man, zoals in de biologie. Dat mag de filosofie dan aan de theologie meedelen, niet als dienstmaagd maar als vriend. Een filosoof mag het theologisch register betreden net zo goed als een theoloog zich al eens filosofisch mag laten gaan. Het gaat dan niet om "in een andere rol stappen" want dat kan dan weer voor psychische schade zorgen. Er gebeurt denken/geloven en dat speelt zich af in een nu eens eerder filosofisch, dan weer eerder theologisch register (stijl? taalspel met heel grote familiegelijkenis?). Er wordt dus aan filosofie en theologie gedaan, zelfs ook wel eens aan godsdienstfilosofie en wijsgerige theologie. De academie mag dan beide denk/ geloofsstijlen als aparte disciplines uiteengehaald hebben, in hun subdisciplines ontmoeten ze elkaar weer. Ze gaan niet zomaar op in elkaar want ze (h)erkennen elkaar als elkaars "buiten", als datgene dat uit elk van hen werd weggesaneerd, met alle wonden vandien. Die verwonding moet worden meegedacht, de littekens mogen niet gemaskeerd geraken.

Filosofie en theologie, samen het Westers of christelijk-metafysisch denken/geloven, delen eenzelfde afkomst en geschiedenis, waartoe trouwens hun dynamische verhouding behoort. Daar vind ik de legitimatie voor het putten uit een belangrijke bron van die geschiedenis, een cruciaal hermeneutische motivatie, want "toch brengt hij intussen aardig wat Bijbelse formuleringen binnen." (6) Om secularisatie wat beter, genuanceerder te begrijpen, grijp ik naar de Christushymne uit de Filipenzenbrief. Om Nietzsches voorwoord bij de heruitgave van zijn Vrolijke wetenschap beter te begrijpen, heb ik 1Kor13:13 nodig. Dat 2000 jaar oude boek heeft ons hele denken, van filosofie en theologie tot kunst en politiek, grondig beïnvloed, sterker nog: gevormd.

Die afkomst die dus altijd ook toekomst is - het verleden kan alleen maar als dusdanig toekomen - genereert betekenissen, soms "favoriete betekenaars" (14), wat ik een bemoedigende gedachte acht. Alleen, die betekenaars zijn niet noodzakelijk onderhevig aan promotie tot Hoogste Zijnde. Het kunnen ook 'hermeneutische gronden' worden. Die notie kwam ik tegen bij Gianni Vattimo, die er verder niets mee deed. De dood van God zou een prototypische hermeneutische grond kunnen zijn. Het is geen metafysische grond, een absoluut principe of norm, geen Hoogste Zijnde waar alle waarheid kan en zelfs moet worden afgehaald. Het is een breed-culturele ervaring die diep door haar historiciteit wordt gemarkeerd - scheutje Gadamer, iemand? - en die niet méér dan retorische potentie aanvoert, geen bewijzen of zekerheidsaspiraties. Het zijn inzichten die hun legitimatie niet halen uit een arbitraire promotie of bij een andere, ongenaakbaardere grond maar uit de inzichten die ze zelf genereren en de druk bezochte perspectieven die ze openen. Voorbeelden zijn legio: de Zijnsvergetenheid bij Heidegger, de deconstructie bij Derrida, de zondebok bij Girard, het communicatieve handelen van Habermas, de verzwakking bij Vattimo, enz.

De Hoogste Zijnden trekken zich terug in de differantie, of iets nauwkeuriger: ze worden aan de presentie en de representatie onttrokken door de differantie. Ze raken 'omnacht' en in 'onmacht'. Ontwaren we dan niet diezelfde beweging in zowel theologie als filosofie? Die omweg langs die Hoge Zijnden, elk esse ipse subsistens en causa sui: de God van linksdraaiende Hegeliaan Feuerbach, het kapitalisme van spookaanjager Marx, de Logica van taalspelleider Wittgenstein. Zakt bij die laatste de betekenisgave niet ook in het spreken (en schrijven en luisteren en lezen en denken), ontdaan van elke externe garantie en referentie? Wordt bij de evacuatie van de Logica de Naam niet uitgesmeerd over alle taalspelen, waaronder het theologische? En is God in die taalspelen niet als de nul op het roulettebord, die er wel is maar eigenlijk ook niet aangezien niemand erop kan inzetten?

"Organiseert de genaamde God hier niet het eigen verdwijnpunt?" (14) Ik zou het andersom stellen. De metafysica heeft geprobeerd om God als Hoogste Zijnde te installeren en blijkbaar is dat niet vlekkeloos gelukt. Het gaf namelijk gerammel aan de top, een vreemde oscillatie die Anselmus wel aanvoelde maar die eeuwenlang ongedacht is gebleven. Dus, "heeft het zin om God als exces op een hoogste zijnde in te roepen als de plaats daarvoor niet langer lijkt te bestaan?" (ibid.) Deze vraag lijkt me niet aan de orde omdat juist die oscillatie de positie van Hoogste Zijnde filosofisch ontoegankelijk heeft verklaard. Diezelfde filosofie wil evenwel niets opleggen aan de theologie, uit vriendschap, zodat die laatste niet afhankelijk is - blijft? - van de eerste om te mogen aftasten welke metaforiek werkt voor haar.

Want ook, nergens wordt gezegd dat de Naam is uitgewerkt of niet werkt. Het gaat wel niet om een werk in de zin van praxis, resultaatsgebonden, realisatie. Om het á la Derrida of Agamben te zeggen: een werking zonder werk. Dat is zodanig delicaat, kwetsbaar, weerloos dat het niet valt te ontkennen dat de mogelijkheid van het verdwijnen van de Naam moet bedacht worden. Iemand zal dan nostalgisch verzuchten of triomfantelijk uitroepen dat de Naam toen voor het laatst is 'gevallen'. Waardoor de Naam weer gaat circuleren ... Zo zal er altijd een voorlaatste keer zijn dat de Naam valt en weer opstaat als 'gevallen' Naam.

Het vallen van de Naam, het vervallen van het systeem van de Naam als Hoogste Zijnde is geen meetbaar feit. Er kan geen afname worden gemeten met een extrapolatie naar een nulwaarde - misschien in de limiet, en dan nog. Wat als het denken niet langer het da van het Sein zou zijn, wat als het Zijn onder een vallende boom in het woud is terechtgekomen zonder dat iemand het hoort of ziet, wat dan? Want "als God 'slechts' het openbaren van die openbaring is, is hij dan niet ook niets anders dan die openbaring, openbaart God werkelijk niets anders dan het openbaren?" Ik bedoelde dat God in de openbaring niets achterhoudt, dat er geen substantie bestaat los van een predicatieve mededeling daarover - die dan al dan niet kan weerlegd worden. Het filosofisch verstaan van de goddelijke openbaring is wat mij betreft dan ook inderdaad te verstaan in het circuleren of 'publiceren' - letterlijk: in het publiek, op het openbare forum gooien - van de Naam. Als het openbaren ook een openen is, dus voor een toekomen, dan is dat op zich al 'beter' of 'meer waard' - zoals Derrida dat zegt over deconstructie. Het is beter alleen maar omdat het hoop en vertrouwen toelaat, zelfs vergt.

Er is niet iets/iemand die iets/iemand openbaart. Net zoals er niet iets/iemand is die iets/ iemand actief opent. (16) Het opent zoals in 'Het regent.' Niet: 'God opent wereld' maar wel 'Ik hoor of zeg: God, en het opent wereld.' Dat is verder helemaal niet anti-incarnatorisch maar veeleer anti-totaal-en-massief-incarnatorisch. Dat is nu juist waar de meeste secularisatiemodellen fout gaan, in de eenzijdige incarnatie, de 'eerste' helft van de kenose. Ze bepleiten een massieve, totale, restloze, definitieve indaling van het goddelijke in de wereld. Fout, dus, in de zin van: een halve en daarom des te gevaarlijker waarheid. De moderne metafysica had de neiging om de wereld te sluiten, door en met en in zichzelf. Zo heeft ze de hoop, het vertrouwen en de openheid buitengeduwd omdat alleen een sluiting de volle zekerheid kon garanderen. In een openheid kan geen enkele methode die zekerheid garanderen. Dan blijft het zoeken. Dan blijf ik zoeken.

Dat brengt mij ten slotte bij de wetenschappen. Die "veroordeling" (6) dient genuanceerd. Mijn kritiek betreft niet de wetenschappen als dusdanig - we leven nu eenmaal in een technowetenschappelijke wereld. Mijn kritiek betreft de verabsolutering, het monopolie, het systeem van de objectiviteit. Dat wetenschappen verbeelding vergen, dat is bekend. Toen een collega eens aan quantumfysicus Richard Feynman vroeg hoe het liep met diens veelbelovende assistent, antwoordde die: "Die had te weinig verbeelding voor de wetenschap, hij is dan maar kunstenaar geworden." Wat we momenteel ook zien tijdens de pandemie, is hoe geen twee wetenschappers hetzelfde zeggen en hoe ze er niet in slagen de wetenschap politiek relevant te maken. De resultaten die de wetenschappen boeken zijn spectaculair maar de vraag is of de kolonisatie en exploitatie van Mars enige maatschappelijke relevantie zal, mag of moet krijgen. De legitimatie door performantie van Lyotard zit ook al aan de rand. Van de wetenschap wordt gezegd 'Het wérkt', maar de vraag wordt stilaan: 'Waarom', zelfs in tijden dat er vaccins worden geproduceerd - en ook selectief verkocht, onder lucratief patent gehouden, en zelfs massaal vernietigd. Dat beantwoordt inderdaad aan een in dit geval economische logica, maar schiet serieus tekort op menselijk vlak. Dat kunt ge bijvoorbeeld ook letterlijk zeggen van elk fascistisch regime. Overal waar de menselijkheid wordt geofferd aan een Logica, ruikt het kwalijk naar gas.

Valt daar de Naam, dan is er hoop. De Naam kleeft dus niet maar beklijft des te meer.

Denken is danken. Dank, Joeri, in vriendschap!

Dr. Erik Meganck

E-pos: erik.meganck@scarlet.be

Creative Commons License Todo el contenido de esta revista, excepto dónde está identificado, está bajo una Licencia Creative Commons